deken_van_regteren_altenaOp het moment dat ik deze column moet afronden wordt het debat binnen en over de wereld van de advocatuur in Nederland helaas gedomineerd door financiële kwesties. Het meest spoedeisend is het debat over de rechtsbijstand door een advocaat al bij het eerste politieverhoor. Die verplichte rechtsbijstand gaat per 1 maart a.s. in en is zo verordonneerd door de Hoge Raad. Terecht, want Nederland loopt achter bij Europese regelgeving, die rechtsbijstand vanaf het eerste politieverhoor verplicht stelt.

De Nederlandse regelgeving ter zake de strafrechtelijke vervolging was tientallen jaren een voorbeeld voor andere landen. In het bijzonder waar het ging om de bescherming van de belangen van de verdachten in de eerste fase na aanhouding. Strikte regelgeving van de termijnen voor in verzekering en in bewaring stellen van een verdachte, rechterlijke toets in een vroege fase voordat tot voorlopige hechtenis kan worden overgegaan, de in theorie onbeperkte mogelijkheid om schorsing van de voorlopige hechtenis te verzoeken en de in een vroege fase inhoudelijke behandeling ter zitting, zo nodig in een pro forma zitting waarbij de inhoud van de verdenking aan de orde is.

En dat alles gewaarborgd door een uitstekend systeem van door de overheid gefinancierde rechtsbijstand waarbij een verdachte rechtsbijstand krijgt van een advocaat. In een land waar dit systeem niet alleen in theorie bestaat maar ook in de praktijk goed functioneert, zou dat gekoesterd moeten worden. Het is een bewijs van de ‘balance of powers’ waarbij de verdachte die onderwerp is van een strafrechtelijk onderzoek rechtsbijstand krijgt in een extreem kwetsbare situatie. Lastig voor het openbaar ministerie en de politie misschien, maar ingegeven door de noodzaak om tegen hun kracht zo nodig een tegenkracht te kunnen bieden.

Wonderlijk dat Nederland zo draalde met rechtsbijstand voor en tijdens politieverhoor

Zo bezien, vanuit deze traditie, is het wonderlijk dat Nederland zo draalde bij de invoering en organisatie van de Europees verplicht gestelde rechtsbijstand aan een verdachte voorafgaand en tijdens het eerste politieverhoor. Naar de motivering is het raden. Werd het gezien als een bedreiging van de vrijheid van de verhorende politie, als een bedreiging van de ‘rechtspleging’ via zsm, als een organisatorisch probleem of als een financieel probleem? Dat het een financieel aspect heeft is in ieder geval zeker. Het Ministerie van Veiligheid en Justitie geeft de noodzakelijke opvolging aan de door de Hoge Raad bepaalde ‘ingangsdatum’ maar weigert de verbetering van de regeling van de rechtsbijstand in die zin ook naar waarde te schatten dat daarvoor tijdig een adequate regeling voor de praktische uitvoering wordt georganiseerd door de aan de verdachte toegevoegde advocaten en daar ook een adequate vergoeding voor beschikbaar is gesteld.
Voor de meeste politieke partijen is dit geen onderwerp, ook niet voor een aantal partijen die prediken dat zij de handhaving van de rechtstaat hoog hebben. Verdachten in strafzaken en advocaten behoren niet tot de politieke doelgroep en bij de wel als zodanig aan te spreken doelgroepen spreekt het onderwerp niet tot de verbeelding, integendeel misschien. En daarmee is de situatie in de week voor 1 maart 2016 zo dat de Vereniging van strafrechtadvocaten en de Vereniging van jonge strafrechtadvocaten een kort geding tegen het ministerie hebben aangekondigd en dat een deel van de in het arrondissement Gelderland werkzame strarechtadvocaten heeft aangekondigd de werkzaamheden als piketadvocaat voor een maand op te schorten indien het kort geding verloren wordt.

Begrijpelijke boosheid
Deze helaas noodzakelijke actie en begrijpelijke boosheid zal wel weer gespind worden als protesten van advocaten die uitsluitend voor hun eigen portemonnee opkomen en daarmee hun cliënten duperen. Dat is hier inderdaad een heel lelijk ‘prisoners dilemma’, dat echter op dit moment het uitsluitend gevolg is van de chantage door het ministerie. Dat het ministerie het begin van een oplossing ziet in een nader onderzoek naar de duur van politieverhoren zou als lachwekkend beschouwd kunnen worden wanneer het niet zo in en in triest zou zijn.

Tot zover de strafrechtadvocatuur. Ook op andere rechtsgebieden speelt een financieel gedreven onderwerp. De lokale dekens hebben geconstateerd dat gedragsregel 2, lid 2 door sommige advocaten onvoldoende wordt nageleefd en aangekondigd dat zij handhavend zullen optreden. Wat is er mis gegaan?

Gedragsregel 2, lid 1 bepaalt dat de advocaat dient te vermijden dat zijn vrijheid en onafhankelijkheid bij de uitoefening van zijn beroep in gevaar zouden kunnen komen. De regel is de uitwerking van de – sinds 1 januari 2015 in de artikel 10, lid 1 van Advocatenwet opgenomen – kernwaarden voor de advocatuur dat de advocaat in de uitoefening van zijn beroep onafhankelijk is ten opzichte van zijn cliënt, derden en de zaken waarin hij optreedt, de belangen van zijn cliënt behartigt, deskundig is, integer is, en als vertrouwenspersoon geheimhouding in acht neemt. Gedragsregel 2, lid 2 sluit hier logisch op aan: het is de advocaat niet geoorloofd een beloning of provisie toe te kennen of te ontvangen voor het aanbrengen van een zaak.

Dit provisieverbod is geen Nederlandse rariteit in de regelgeving. De gedragscode voor Europese advocaten bepaalt bijvoorbeeld in artikel 3.6.1 dat het de advocaat verboden is zijn honorarium te delen tenzij – samengevat – sprake is van een associatie met één of meer omschreven personen. Artikel 5.4.1 bepaalt dat de advocaat van een andere advocaat of van een derde geen vergoeding mag vragen of ontvangen voor het aanbrengen van een cliënt of het doorsturen van een cliënt en artikel 5.4.2 bepaalt dat de advocaat aan niemand een vergoeding mag betalen als tegenprestatie voor de introductie van een cliënt.

Deze regel lijkt vanuit de beroepsethiek ook wel logisch, een zaak is voor een advocaat geen handel en daarom dient de wandel daar vandaan te blijven. De gesignaleerde inbreuken op de regel zijn het gevolg van het feit dat een aantal commerciële websites daarbij aangesloten advocaten voor deze aansluiting laat betalen naar rato van het aantal zaken dat de website door verwijzing van rechtzoekenden via de website voor de advocaten genereert. De betalingsmodus varieert van een via de website gegenereerde zaak tot een percentage van het honorarium dat de advocaat met de via de website geworven zaak genereert.

Dat is dus precies wat de regelgeving beoogt te voorkomen. Vandaar dat daartegen wordt opgetreden, vooralsnog door de advocatuur erop te wijzen dat dit toch echt en nog steeds een absoluut verbod is dat geen uitzondering toelaat.

De protesten zijn soms heftig, waarbij opvalt dat de bezwaren meer van de commerciële website exploitanten afkomstig zijn dan van de erbij aangesloten advocaten. De dekens die hun beleid aankondigden worden vergeleken met ontdooide dinosaurussen die zich buiten hun prehistorische rotsspleten wagen.

De dekens worden vergeleken met ontdooide dinosaurussen

De vergelijking met Uber taxidiensten en Airbnb ligt voor de hand. Ook daar wordt de organisatie beloond naar rato van de door de taxirijder en de (onder)verhuurder met de rit/verhuur gegenereerde omzet. En dat floreert als een dolle zodat de advocatuur niet achter hoort te blijven.

Naar mijn mening dus wel. Een advocaat is, hoe ouderwets en/of elitair dat misschien ook is, niet te vergelijken met een taxichauffeur op zoek naar een rit of een huiseigenaar of huurder op zoek naar één of meer toeristen. Een cliënt van een advocaat dient ervan uit te kunnen gaan dat de advocaat hem bijstaat omdat de zaak dat rechtvaardigt. Over de beloning worden afspraken gemaakt. Daarin is de advocaat, binnen een aantal grenzen, vrij. De cliënt moet niet het idee hebben dat informatie over hem bij een exploitant van een website terecht kan komen en niet het idee hebben dat voor de advocaat een ander belang kan spelen dan zijn belang als cliënt.

Wat mij betreft houden wij dat zo. Mogelijk denkt de commissie herziening gedragsregels daar anders over en worden deze andere gedachten door het College van Afgevaardigden overgenomen met aanpassing van de regelgeving tot gevolg. Een Nexit op dit punt voor Nederland uit Europa als het ware. En tot dan, het is wat het is: de regels van het spel en niet die van de knikkers.