80 jaar bevrijding. Een pleidooi voor burgerlijke ongehoorzaamheid

Elders in deze nieuwsbrief is een verslag te vinden van de lezing van Raymund Schütz op 1 mei jl. bij de herplaatsing in de Amsterdamse rechtbank van de plaquette ter nagedachtenis van de omgekomen advocaten in de Tweede Wereldoorlog. Hij doet in die lezing een oproep voor meer aandacht voor beroepsethiek in de opleiding van juristen om te voorkomen dat we weer meebuigen met een bezetter, zoals in de Tweede Wereldoorlog gebeurde. In dit artikel wordt een voorstel gedaan om het vak burgerlijke ongehoorzaamheid, als onderdeel van beroepsethiek, in het curriculum van de rechtenstudie op te nemen[1], want wat anders te doen met foute wetgeving?     

Door Diederik Palstra*

Na de Tweede Wereldoorlog wilde men de nazi’s berechten voor hun oorlogsmisdaden. Het probleem was dat zij veelal gehandeld hadden in overeenstemming met wetgeving die tot stand was gebracht door een wetgevende macht die op een legitieme wijze aan de macht was gekomen. Er waren aanhangers van het rechtspositivisme die zeiden dat, omdat de wetten legitiem tot stand waren gekomen, de nazi’s in overeenstemming met het geldende recht hadden gehandeld en dus niet vervolgd konden worden. Daartegenover stonden de aanhangers van het natuurrecht, die stelden dat er hogere ongeschreven rechtsbeginselen zijn, die ook onderdeel van het geldende recht zijn, en dat men in strijd hiermee had gehandeld en dus wel vervolgd kon worden. De natuurrechtaanhangers hebben de strijd destijds gewonnen met het Proces van Neurenberg, dat uit een aantal rechtszaken bestond waarin de kopstukken van het nazi-regime zich moesten verantwoorden voor oorlogsmisdaden.

Proces van Neurenberg

Het vak burgerlijke ongehoorzaamheid

Er zijn momenteel op verschillende plaatsen in de wereld (pseudo-) dictatoriale regimes aan de macht, waarvan je de legitimiteit van hun wetgeving in twijfel kunt trekken[2]. Stel eens dat hier een bewind aan de macht komt dat wetten uitvaardigt die de rechtsstaat ondermijnen? Kan een Nederlandse rechter deze wetten dan buiten toepassing verklaren met een beroep op hogere rechtsbeginselen zoals het natuurrecht? In de Tweede Wereldoorlog liet de Hoge Raad een dergelijke kans aan zich voorbijgaan met het beruchte Toetsingsarrest, waarin de Hoge Raad oordeelde dat de Nederlandse rechter niet de bevoegdheid had de Duitse nazi-wetgeving te toetsen aan het internationale recht. Als de rechterlijke macht het laat afweten, is het volgens Schütz aan de andere juristen om de rechtsstaat te beschermen door deze wetten niet te volgen of toe te passen.

Dat is naar mijn mening wat het vak burgerlijke ongehoorzaamheid zou moeten doceren. Dit vak zou niet alleen in het curriculum van de rechtenstudie moeten worden opgenomen, maar ook bij de politieopleiding, in het leger en op andere plaatsen. Eigenlijk overal waar de role morality van een beroep in strijd kan komen met de personal morality[3]. Het vak zou moeten gaan over wat foute wetgeving is, hoe je dit kunt herkennen en wat je dan kunt doen en behoort te doen om de rechtsstaat te beschermen. Hierna ga ik op elk van deze onderdelen nader in.

Wat is foute wetgeving? Natuurrecht versus rechtspositivisme

Het grootste bezwaar van de rechtspositivisten tegen het natuurrecht is dat het niet te kennen is omdat het ongeschreven is. Je kunt volgens hen dan ook niet verwachten dat mensen zich hieraan houden. Om aan deze kritiek tegemoet te komen, werd na de Tweede Wereldoorlog het natuurrecht in de vorm van mensenrechten neergelegd in verschillende handvesten en verdragen, zoals de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (1948) en het Europese verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (1950).

De strijd tussen de rechtspositivisten en de aanhangers van het natuurrecht ging na 1945 echter door, terwijl je na de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog toch zou verwachten dat het belang van natuurrecht nu wel duidelijk was. Rechtspositivisten zijn daarbij op zoek naar het antwoord op de vraag wat je als het ‘recht’ kunt beschouwen in een samenleving. Zij zijn daarbij van mening dat er geen noodzakelijk verband is tussen recht en moraliteit. Foute wetten zouden volgens hen net zo goed geldend recht kunnen zijn als goede wetten. En daar maken de aanhangers van het natuurrecht bezwaar tegen. Zij vinden dat er pas sprake kan zijn van geldend recht als het aan bepaalde morele vereisten voldoet. Maar waar vinden we dan deze morele vereisten?

Waar vinden we de hogere morele beginselen?

Floris Bakels

Er zijn verschillende bronnen waaruit we deze hogere morele beginselen kunnen leren kennen, wanneer het geldende recht het laat afweten. Zo noemde Schütz in zijn lezing het boek ‘Nacht und Nebel’ van advocaat en verzetsstrijder Floris Bakels, die het Christelijke geloof als leidraad had. Maar in deze tijden van secularisatie zouden we ook seculiere bronnen kunnen raadplegen, zoals de filosofie. Verschillende filosofen hebben een poging gedaan om het ideale recht uit de ‘Begriffshimmel’[4] te laten neerdalen.

Zo is Rawls[5] bekend geworden door een gedachtenexperiment in ‘A Theory of Justice’ (1971), waarmee hij de ideale inrichting van wetgeving probeert te achterhalen. In dit gedachtenexperiment vraagt hij jou als lezer plaats te nemen achter een ‘veil of ignorance’, dat wil zeggen een sluier van onwetendheid over welke plaats je in de toekomstige maatschappij zult innemen. Je weet bijvoorbeeld niet of je de genenloterij zult winnen en zeer succesvol zult zijn, of dat je een fysieke of mentale beperking zult hebben die je kansen beperkt. Je weet niet of je man of vrouw zult zijn en je weet ook niet of je gelovig zult zijn of niet. Het enige dat vaststaat is dat je rationeel kunt nadenken vanachter die veil of ignorance. Aan jou wordt dan gevraagd hoe je de maatschappij zou inrichten. Zal er vrijheid van godsdienst bestaan? Zal het een verzorgingsstaat zijn waarin een bepaald bestaansminimum wordt gegarandeerd aan iedereen en een betaalbare zorgverzekering? Zal het een rechtsstaat zijn waarin de staat de veiligheid van iedereen waarborgt en niet het recht van de sterkste geldt[6]?

Veel eerder deed Bentham[7] eveneens een poging om de ideale wetgeving objectief vast te stellen. Hij bedacht het utilitarisme, dat stelt dat datgene moreel juist is wat de grootste groep mensen het meeste geluk brengt. Rond dezelfde tijd kwam Kant[8] met de categorische imperatief, waaruit volgt dat je datgene behoort te doen waarvan je vindt dat het als universele wet voor iedereen zou moeten gelden. Er zijn dus voldoende bronnen waaruit moraliteit onderwezen kan worden. Het gaat erom zelfstandig te kunnen bedenken wat moreel wenselijk is, zonder automatisch naar een wetboek te grijpen.

Hoe moeten juristen dan de rechtsstaat beschermen?

In de eerste plaats dient de rechtsstaat door juristen preventief te worden beschermd. Daarbij dacht professor Scott Cummings in een recente lezing[9] aan het versterken van een aantal instituten die de rechtsstaat en de democratie ondersteunen, zoals de rechterlijke macht, het openbaar ministerie, de Orden van advocaten, universiteiten en de media.

Mocht de rechtsstaat desondanks bedreigd worden, dan zouden juristen daartegen in opstand moeten komen. De manieren waarop dat kan gebeuren, zouden ook onderwezen kunnen worden in het vak burgerlijke ongehoorzaamheid. Veel inspiratie kan daarbij worden geput uit de recente gebeurtenissen in de Verenigde Staten. Te denken valt aan moedige rechters[10], advocatenkantoren[11], academici (onder meer professor Scott Cummings, professor Paul Krugman[12] en Harvard-professor Sheila Heen[13]), de American Bar Association die zich meermaals uitsprak[14] en de media die kritisch blijven, zoals de NY Times. Maar ook aan beroemdheden die zich uitspreken, zoals recent Bruce Springsteen bij een concert in Manchester[15] en Robert de Niro onlangs op het filmfestival van Cannes.

Henry David Thoreau

Inspiratie

Wellicht kan het essay van Henry David Thoreau ‘On Civil Disobedience’ (1849) bij deze burgerlijke ongehoorzaamheid eveneens ter inspiratie dienen. Hij schreef daarin onder meer:

Must the citizen ever for a moment, or in the least degree, resign his conscience to the legislation? Why has every man a conscience, then? I think that we should be men first, and subjects afterward. It is not desirable to cultivate a respect for the law, so much as for the right. The only obligation which I have a right to assume is to do at any time what I think right. (…) but if [the law] is of such a nature that it requires you to be the agent of injustice to another, then, I say, break the law.

 

[1] In navolging van een spreker bij een recent symposium van de Praktizijns-Sociëteit, waarvan een verslag van mij verscheen in het ABB van november 2024.

[2] Zie daarover bijvoorbeeld mijn verslag van een lezing van Scott Cummings: ‘When Lawyers attack the Rule of Law” in het ABB van maart 2025 over de situatie in de VS; mijn verslag in de januari 2025 editie van het  ABB van een seminar over ‘De rechtsstaat onder druk’, onder meer over de situatie in Polen; en het verslag van het symposium van de Praktizijns-Sociëteit over ‘De staat van de rechtsstaat’ in de november 2024 editie van het ABB.

[3] Zie over het uiteenlopen van de role morality en de personal morality, mijn verslag van een lezing van W. Bradley Wendel in de april 2025 editie van het ABB.

[4] Het begrip ‘Begriffshimmel’ komt uit het geestige verhaal ‘Im juristischen Begriffshimmel. Ein Phantasiebild.’ van de 19e eeuwse Duitse rechtsgeleerde Rudolf von Jhering waarin een geleerde is overleden en in de Begriffshimmel terecht komt waar alle juridische begrippen volmaakt zijn. De ‘Begriffshimmel’ wordt daarin als volgt omschreven: “In ihm findest Du alle die juristischen Begriffe, mit denen Du Dich auf Erde so viel beschäftigt hast, wieder. Aber nicht in ihrer unvollkommenen Gestalt, in ihrer Verunstaltung, die sie auf Erden durch die Gesetzgeber und Praktiker erfahren haben, sondern in ihrer vollendeten, fleckenlosen Reinheit und idealen Schönheit.

[5] J. Rawls (1921-2002)

[6] Dit gedachtenexperiment is recent nog verder uitgewerkt door Daniel Chandler in zijn boek: ‘Free and Equal – What would a fair society look like?’ (2023).

[7] J. Bentham (1748-1832)

[8] I. Kant (1724-1804)

[9] Zie daarover mijn verslag in het ABB van maart 2025.

[10] Zie bijvoorbeeld de indrukwekkende uitspraak van de United States Court of Appeals for the fourth circuit over de ongeldige deportaties door de regering Trump: https://www.courthousenews.com/wp-content/uploads/2025/04/abrego-v-noem-order.pdf.

[11] Meer dan 500 advocatenkantoren, 363 juridische hoogleraren en 67 general counsels ondertekenden ieder hun eigen Amicus Curiae brief voor Perkins Coie in diens rechtszaak tegen het US Department of Justice.

[12] Zie bijvoorbeeld het interview met Paul Krugman in het NRC van 6 mei 2025.

[13] Zie de indrukwekkende brief van professor Sheila Heen aan de Amerikaanse advocatenkantoren die door Trump onder druk werden gezet: https://mronline.org/2025/04/15/dont-negotiate-negotiation-strategy-notes-for-law-firms-under-attack-by-the-trump-administration-from-harvard-law-professor-of-negotiation-april-13-2025/.

[14] En daarin ondersteund wordt door meer dan 100 lokale bar organizations. Zie: https://www.americanbar.org/news/abanews/aba-news-archives/2025/03/bar-organizations-statement-in-support-of-rule-of-law/.

[15] https://brucespringsteen.net/news/2025/land-of-hope-and-dreams/.

*Diederik Palstra is sinds 2017 werkzaam als advocaat in Amsterdam in het ondernemingsrecht en is redacteur van het ABB.