Carine Jänsch is advocaat in Curaçao en deken van de Orde van Advocaten Curaçao. Zij heeft haar advocatenstage gedaan in Amsterdam maar vertrok na vijf jaar naar Curaçao. Zij werkt nu alweer zo’n 25 jaar vanuit Curaçao. Baliebulletin vroeg Carine onder meer naar de verschillen tussen advocaat zijn in Nederland en in Curaçao en haar werkzaamheden als deken van de Orde van Advocaten Curaçao in de vijfde aflevering van de serie ‘advocaten in het buitenland’.
Tekst: Diederik Palstra
Waar heb je rechten gestudeerd?
“Ik heb rechten gestudeerd aan de UvA en ben afgestudeerd in 1995.”
Waar ben je je carrière begonnen, hoe ben je bij je huidige kantoor terecht gekomen en wat was de aanleiding om in Curaçao te gaan werken en wonen?
“In 1995 begon ik bij Hogan Lovells (toen Ekelmans Den Hollander) in Amsterdam. Begin 2000 verhuisde ik met mijn kantoorliefde naar Curaçao. Wij wilden een paar jaar in het buitenland wonen en werken. Dat werd iets langer dan een paar jaar. In Curaçao startte ik bij het advocatenkantoor VANEPS (toen Promes Trenité VanDoorne). Aan dat kantoor bleef ik vijftien jaar verbonden totdat ik in 2015 met vier kantoorgenoten OX & WOLF legal partners oprichtte. Intussen zijn wij met zeven partners en hebben wij ook een vestiging op Bonaire.”
Met welk rechtsgebied houd je je vooral bezig en met welke rechtsgebieden houden advocaten in Curaçao zich voornamelijk bezig?
“Vanaf mijn eerste dag in de advocatuur houd ik mij bezig met IE-zaken. In Curaçao nam ik de praktijk over van een van de weinige IE-specialisten van het eiland, die toevallig net verhuisde. Tegenwoordig doe ik ook ICT-, privacy- en media- en entertainmentzaken. Mijn dagelijkse werk, buiten het werk als deken, bestaat uit contracten beoordelen en opstellen, adviseren en procederen. Veel advocaten in Curaçao zijn generalistischer dan in Nederland en daardoor breed inzetbaar. Wel zien wij steeds meer specialisatie, bijvoorbeeld bij de grotere kantoren met een internationale commerciële praktijk en bij kleine kantoren met een strafpraktijk. Anders dan in Nederland hebben wij geen advocatenregister waarin specialisaties worden vastgelegd.”
Wat voor soort cliënten heb je vooral?
“Het cliëntenbestand van OX & WOLF is divers en bestaat onder meer uit lokale, regionale en internationale ondernemingen, waaronder multinationals, die hier belangen hebben of projecten uitvoeren, financiële instellingen, verzekeringsbedrijven en overheden. Wij voeren een brede commerciële rechtspraktijk. Strafrecht, familierecht en erfrecht doen wij niet. Dit werk verwijzen wij door naar andere advocaten. Tegelijkertijd krijgen wij regelmatig werk van advocatenkantoren uit het buitenland, voornamelijk uit Europa, de Verenigde Staten, Zuid-Amerika en het Caribisch gebied.”
Heb je een soort Dutch desk?
“Een ‘Dutch desk’ hebben wij niet letterlijk. Wij adviseren niet over Nederlands recht. Wel werken wij voor cliënten en met advocaten in Nederland. Het gaat dan om zaken waarbij Curaçaos recht, Arubaans recht, Sint Maartens recht en/of het recht van de BES-eilanden een rol speelt. Met de BES-eilanden wordt bedoeld Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Dit zijn bijzondere gemeenten van Nederland. Een andere naam voor de BES-eilanden is Caribisch Nederland. Curaçao, Aruba en Sint Maarten zijn zelfstandige landen binnen het Koninkrijk.”
Wat zijn de verschillen tussen advocaat zijn in Nederland en in Curaçao?
“Er zijn heel wat verschillen. De verschillen zijn juridisch, organisatorisch en cultureel van aard. Ik zal er een paar noemen. Advocaten zijn beëdigd bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao en Sint Maarten en van Bonaire Sint Eustatius en Sint Maarten. Zo heet ons Hof voluit. Wij procederen op alle eilanden van het Caribisch deel van het Koninkrijk. Dat doen wij in drie talen, namelijk Nederlands, Papiamentu en Engels. Mijn vorige kantoor speelde hierop in en introduceerde de term ‘Flying Lawyers’. Dit predikaat past in feite iedere advocaat op de eilanden. Wij zijn gewend voor een pleidooi naar een van de andere eilanden te vliegen. Daarnaast hebben wij vliegende rechters. Zo gebeurt het dat je als advocaat in verband met een zitting van het Hof op Sint Maarten op dezelfde vlucht zit met de Hof-combinatie van dienst. Dan moet je je gezicht in de plooi houden, vooral als er cliënten bij zijn. Curaçao is klein. Rechters en advocaten komen elkaar ook wel eens in andere kringen tegen. Daar moet je professioneel mee om kunnen gaan.”
“Een van de grote verschillen tussen de advocatuur in het Caribisch deel van het Koninkrijk en de advocatuur in Nederland is de opleidingsverplichting die wij in Curaçao niet hebben. Het gevolg is dat advocaten die hier hun advocaatstage van drie jaar hebben volbracht niet zonder meer als advocaat in Nederland kunnen worden ingeschreven. Omgekeerd is er voor advocaten uit Nederland met een stageverklaring in beginsel geen beletsel om als advocaat in Curaçao op te treden. Er zijn voorbeelden van advocaten met vijftien jaar ervaring in Curaçao, die in Nederland helemaal opnieuw moeten beginnen als advocaatstagiaire, zelfs als zij in Curaçao de beroepsopleiding hebben gevolgd. Met de invoering van de verplichte beroepsopleiding brengt de nieuwe Advocatenlandsverordening, die hopelijk binnenkort in werking treedt, mogelijk verandering in deze situatie. Bovendien introduceert de nieuwe Advocatenlandsverordening een toelatingstoets voor advocaten uit Nederland, die zich in Curaçao als advocaat willen inschrijven. Deze toelatingstoets bestaat uit een onderdeel lokale wet- en regelgeving en een onderdeel Papiamentu. Hiermee sluit de advocatuur aan bij de zogenoemde Caribisering van het Hof, die enkele jaren geleden in gang is gezet.”
Waar houd je je als deken van de Orde van Advocaten van Curaçao vooral mee bezig? Wat zijn de uitdagingen voor advocaten in Curaçao momenteel?
“Als deken van de Orde van Advocaten Curaçao ben ik het eerste aanspreekpunt voor onderwerpen die de advocatuur in Curaçao aangaan. Wij hebben hier ongeveer 250 advocaten. Ik ben nu bijna vijf jaar deken. Aan het einde van dit jaar neem ik afscheid. Dit doe ik met gemengde gevoelens. Het is de hoogste tijd om het stokje over te dragen, maar ik zou nog zo veel meer willen doen. Mijn werk binnen het dekenaat bestaat grofweg uit reageren op ad hoc situaties en uit doorlopende taken. Ik zal een paar voorbeelden geven.”
“De eerste jaren werden getekend door COVID en de problematiek die de lockdown-periodes teweegbrachten. Toen niemand de straat op mocht werden personen in kritieke beroepsgroepen uitgezonderd van het straatverbod. Die uitzondering gold voor rechters en officieren van justitie, maar niet voor advocaten. Het gevolg was dat bij voorgeleidingen de verdachte niet kon worden bijgestaan door een advocaat. Dankzij korte lijnen met de Minister van Justitie en de President van Hof kon ik dit als deken snel recht zetten en mochten ook advocaten de straat op.”
“Een voorbeeld van een doorlopende taak van de deken is bemiddeling bij klachten over advocaten. Meestal gaat het om klachten van een cliënt over diens advocaat of van een advocaat over een andere advocaat. In een incidenteel geval heb ik bemiddeld bij een klacht van een rechter over een advocaat. Er zijn klachten die zich niet lenen voor bemiddeling, bijvoorbeeld omdat er overduidelijk geen sprake is van klachtwaardig gedrag of juist omdat de klacht dusdanig ernstig is dat ik vind dat het gedrag van de advocaat aan de kaak moet worden gesteld. Dan stuur ik de klager door naar de Raad van Toezicht op de Advocatuur. Dit is het formele klachtorgaan. Vorig jaar organiseerde de Orde samen met de Antilliaanse Juristenvereniging een cursus gedragsrecht in Curaçao, die onder andere werd gegeven door Emilie van Rijckevorsel-Teeuwen, de nieuwe deken van de Amsterdamse Orde van Advocaten. Dat was heel nuttig. Onze Gedragsregels komen in grote lijnen overeen met de Gedragsregels van de Nederlandse Orde van Advocaten en voor de uitleg kijkt onze Raad van Toezicht naar Nederlands tuchtrecht.”
“Een ander voorbeeld van een doorlopende taak van de deken is opleiding. Die is weliswaar nog niet verplicht, maar de Stichting Beroepsopleiding Advocatuur biedt al jaren een volwaardige beroepsopleiding voor advocaatstagiaires aan. Ik zit als deken in het bestuur van deze stichting en geef het vak inleiding in de advocatuur. Verder adviseer ik met mijn bestuur gevraagd en ongevraagd het Ministerie van Justitie over wetgeving die relevant is voor onze beroepsgroep of voor onze cliënten. Ook vindt er geregeld overleg plaats tussen het bestuur van de Orde en het bestuur van het Hof over uiteenlopende zaken, variërend van de veiligheid in het Gerechtsgebouw tot vertraging in procedures. Daarnaast bespreek ik met de dekens van Aruba, Bonaire en Sint Maarten gedeelde belangen en uitdagingen, en hoe wij hierin samen kunnen optrekken. Zo nu en dan heb ik contact met de dekens van de Surinaamse Orde van Advocaten, de Nederlandse Orde van Advocaten en de Amsterdamse Orde van Advocaten.”
“Net als in Nederland en in de rest van de wereld is de toepassing van AI in de advocatuur een grote uitdaging. Enerzijds is AI een aantrekkelijk instrument om meer werk te verrichten in minder tijd. Anderzijds waarschuwen wij als Orde onze leden voor de risico’s van AI-toepassingen. Wat wij constateren is dat AI-toepassingen soms klakkeloos Nederlands recht converteren in Curaçaos recht, terwijl dit op veel gebieden afwijkt. Het komt steeds vaker voor dat wij uit het buitenland een door AI opgesteld advies voorgelegd krijgen met het verzoek of wij kunnen bevestigen dat de inhoud juist is. Het kost dan moeite om de verzender ervan te overtuigen dat het advies niet klopt.”
Wat zijn de (grootste) verschillen en wat zijn de banden tussen het rechtssysteem in Curaçao en in Nederland?
“Een groot verschil met Nederland is dat wij in het Caribisch deel van het Koninkrijk vier verschillende rechtssystemen hebben, namelijk die van Curaçao, van Aruba, van Sint Maarten en van de BES-eilanden. Elk van deze jurisdicties heeft eigen wetgeving en een eigen Gerecht in Eerste Aanleg. De Gerechten in Eerste Aanleg vallen onder het Hof. In het Hof zitten zowel rechters die zaken in eerste aanleg behandelen als rechters die zaken in hoger beroep behandelen.”
“De Hoge Raad in Den Haag is ook voor het Caribisch deel van het Koninkrijk het hoogste gerechtelijk orgaan en heeft dus te maken met het recht van vijf verschillende jurisdicties, buiten Europees recht gerekend. Het concordantiebeginsel in artikel 39 lid 1 van het Statuut van het Koninkrijk moet bevorderen dat de in deze bepaling genoemde rechtsgebieden, onder andere burgerlijk recht, burgerlijke rechtsvordering, strafrecht, strafvordering en IE, in de verschillende landen van het Koninkrijk zo veel mogelijk op overeenkomstige wijze worden geregeld. “Zo veel mogelijk” duidt erop dat het concordantiebeginsel geen dwingend recht is. Het betreft een instructienorm aan de wetgevers in de landen van het Koninkrijk, die door de Hoge Raad ook voor de rechtspraak is aanvaard. Een voorbeeld van hoe rechters met het concordantiebeginsel kunnen omgaan dateert uit mijn beginjaren in de Curaçaose advocatuur. Ik had van een van mijn opleiders in Amsterdam geleerd dat ik een pleitnota moest dichttimmeren met jurisprudentie. Dat deed ik vol overgave bij een van mijn eerste pleidooien in Curaçao. Alle relevante Nederlandse uitspraken haalde ik erbij. Wijlen rechter Jacob (Bob) Wit, vermaard om zijn erudiete vonnissen, maakte echter korte metten met mijn verwijzing naar rechtspraak uit “het land dat wordt doorklieft door sloten en rivieren” – of woorden van gelijke strekking. De boodschap was mij duidelijk. Met de enkele verwijzing naar Nederlandse jurisprudentie over een gelijkluidende rechtsregel kom je er niet. Bij de vraag of rechtsregels concordant moeten worden uitgelegd, zal de rechter lokale omstandigheden meewegen. Gelukkig worden Caribische uitspraken de laatste jaren vaker gepubliceerd. Dit vergroot het inzicht in de omstandigheden waarin dezelfde rechtsregels worden toegepast in de verschillende landen van het Koninkrijk.”
Waar moeten Nederlandse bedrijven of personen in Curaçao voor oppassen of rekening mee houden wanneer ze daar zakendoen?
“Kom hier niet vertellen hoe het moet. Het typisch Nederlandse opgeheven vingertje werkt averechts. Je zou dit kunnen toeschrijven aan het koloniale verleden. Ik houd het op het belang van normale omgangsvormen en wederzijds respect. Je moet het vertrouwen winnen van de mensen en je moet bereid zijn daarin te investeren. Curaçaoënaars hebben een Nederlands paspoort en dus de Nederlandse nationaliteit, maar tussen de Nederlandse cultuur en de Curaçaose cultuur ligt een hele oceaan. Wat dat betreft is het aan te raden om een lokale advocaat of andere adviseur in te schakelen bij het zakendoen in Curaçao.”
Wat bevalt je zo goed aan wonen en werken in Curaçao?
“De work-life balans zou ik niet anders willen. In Curaçao wordt er over het algemeen hard gewerkt aan uitdagende zaken door professionals uit allerlei disciplines. Maar zodra wij de deur van ons kantoor achter ons dicht trekken valt de warme deken van Curaçao letterlijk en figuurlijk over ons heen. Hoewel files ook bij ons een bekend fenomeen zijn, is het woon-werkverkeer niet vergelijkbaar met dat van Nederland. Dit maakt dat er dagelijks voldoende tijd over blijft voor familie, vrienden, sport en sociale activiteiten.
Natuurlijk sluiten wij onze ogen niet voor de schaduwzijden van het eiland zoals armoede. Als Orde zetten wij ons in voor de continuïteit van gesubsidieerde rechtsbijstand voor de meest kwetsbaren in onze samenleving. In het algemeen is in Curaçao de zorg voor elkaar vanzelfsprekend en de vrijwilligersbereidheid groot. Dit is inspirerend in een wereld waar individualisering de tendens is.
Al met al ben ik trots dat ik Dushi Kòrsou nu ruim vijfentwintig jaar mijn thuis mag noemen.”