De voorzieningenrechter oordeelde dat het ongebreideld afluisteren van advocaten door de veiligheidsdiensten – dat heet: zonder onafhankelijke toetsing en toestemming vóór de inzet van dit soort bevoegdheden – onrechtmatig is.

Ook de opbrengst van dergelijk afluisteren mag niet meer worden verstrekt aan andere diensten, denk met name het Openbaar Ministerie ten behoeve van strafvervolging. Afluisteren van advocaten achtte de voorzieningenrechter niet in absolute termen onrechtmatig, maar hij stelde daaraan wel strenge eisen, sterk ingegeven door de Telegraaf-jurispudentie van het EHRM uit 2012 omtrent het verschoningsrecht van journalisten.

Daar werd geoordeeld dat het afluisteren van journalisten door de diensten alleen mag met voorafgaande onafhankelijke toestemming. Het Hof vond een schending van Artikelen 8 en 10 EVRM. Advocaten komt ten behoeve van hun cliënten eenzelfde bescherming toe op grond van Artikel 8, is nu het oordeel in kort geding.

De Staat stelt zich in hoger beroep onder andere op het standpunt dat de Telegraaf-zaak van het EHRM alleen van toepassing is op journalisten, maar ook dat de rechter buiten zijn bevoegdheid is getreden door de Staat een opdracht tot wetgeving te geven. Saillant is dat rondom de tijd van het aantekenen van hoger beroep de minister kenbaar maakte dat ‘in reactie op de uitspraak van de rechtbank Den Haag inzake het afluisteren van advocaten door inlichtingen- en veiligheidsdiensten, het kabinet voornemens is een onafhankelijke toetsing toe te voegen aan het tappen van gesprekken met advocaten.’ Zie de link.

Het spoedappel dient bij het Hof Den Haag op 23 september om 09:30. Prakken d’Oliveira ziet het hoger beroep met vertrouwen tegemoet. ‘Het belang van deze zaak voor de Nederlandse advocatuur – en uiteindelijk natuurlijk: de rechtszoekende – mag niet worden onderschat. Wij roepen dan ook alle Amsterdamse advocaten op om hun steun te betuigen door naar de zitting te komen.’