Interview met senior familierechter Loekie van der Heijden

Enkele maanden geleden ontstond ophef op sociale media over een uitspraak van een Amsterdamse rechter, die had bepaald dat drie islamitische predikers toch naar Nederland mochten komen. Het besluit van minister Faber van Asiel en minister Van Weel van Justitie om deze predikers te weigeren, was volgens de rechter onvoldoende onderbouwd.

Tekst: Jamal el Hannouche

Op X noemde minister Faber de uitspraak van de rechter ‘een zwarte dag voor Nederland’. Van Weel gaf op zijn beurt aan dat het lastig zou worden om ‘haatpredikers’ te weren. Op sociale media verschenen negatieve berichten over de betreffende rechter, inclusief foto’s en privégegevens, zoals de naam van de rechter en diens partner. De rechtbank Amsterdam deed daarop aangifte van doxing waarbij privégegevens van een ander online worden geplaatst om die ander te intimideren.

Deze gebeurtenis roept verschillende vragen op over het vak van rechter in deze tijd. Het ABB sprak hierover met senior rechter Loekie van der Heijden, familierechter bij de rechtbank Amsterdam, over hoe het is om te werken in het huidige tijdsgewricht en hoe zij terugkijkt op de 30 jaar waarin zij als rechter werkzaam is geweest.

Loekie van der Heijden: “Je mag zelf de knoop doorhakken. Dat vind ik mooi.”

U begon in 1989 als rechter in opleiding. Wat trok u destijds aan in dit vak?

“Dat ik zelf de knoop mag doorhakken. Als officier van justitie of advocaat moet je wachten op een ander. Als rechter bepaal jij het. En dat vind ik mooi.”

 Is het dan nooit moeilijk om die knoop door te hakken?

“Zelden. De zaken zijn soms ellendig, maar de beslissing is meestal duidelijk. Je hebt alles gewogen, dan komt de conclusie vanzelf. Natuurlijk, bij complexe verdelingen of handelszaken is het uitpluizen lastig, maar de beslissing volgt vanzelf. In het familierecht is het vaak wel verdrietig, vooral als er geen hulp beschikbaar is. Maar als het echt moeilijk is, roepen we collega’s erbij en beslissen we met zijn drieën.”

Hoe gaat zo’n meervoudige raadkamer in zijn werk?

“De griffier geeft eerst zijn visie. Daarna de jongste rechter, dan de middelste en vervolgens de voorzitter. Daarna ontstaat er een discussie. We stemmen bijna nooit letterlijk, het is meestal een gezamenlijk besluit waar iedereen zich in kan vinden. Het is gemoedelijk en inhoudelijk. En het is fijn, omdat je anders alles alleen doet. Samen kom je tot een goed besluit. En als je een andere achtergrond hebt dan de anderen, dan laat je die toch meewegen, maar uiteindelijk kom je samen ergens uit.”

Welke uitdagingen kent uw werk van familierechter?

“Je hebt twee à drie zittingen per week, met meerdere zaken op een dag. Zittingen duren meestal een dagdeel. Als een zaak uitloopt, loopt je hele middag spaak. Dat is stressvol. En daarnaast zit je continu in een cyclus van voorbereiden, zitting draaien, concepten doornemen, tekenen, en dan opnieuw beginnen.”

“Wat betreft de inhoud, is de uitvoering een uitdaging. Soms kan je als rechter mooie dingen beslissen, maar als er geen goed hulpaanbod is, dan werkt het niet. Amsterdam heeft bijvoorbeeld een andere aanbestedingsmethode, waardoor er veel te weinig passende hulp is, zoals omgangshuizen. En dat frustreert.
We kunnen niemand verplichten hulp te accepteren. En vaak moeten we kiezen tussen geen omgang of doorgaan met het risico op escalatie. Maar als het lukt, is dat wel mooi. Ik zie bijvoorbeeld steeds vaker dat vaders meer willen dan één weekend per veertien dagen en ook dat de advocaten dat al met hun cliënten bespreken. Dat is een goede ontwikkeling.”

Hoe ziet u de rol van advocaten in familiezaken?

“Een advocaat is enorm belangrijk. Een goede advocaat kan een zaak maken of breken. Als een advocaat het voorwerk goed heeft gedaan en zijn cliënt heeft voorbereid, dan kan ik veel sneller doorpakken. Maar als ik nog het halve dossier moet ontrafelen tijdens de zitting, verlies ik kostbare tijd. Het is voor een rechter frustrerend als advocaten onvoorbereid zijn of geen juridische grondslag kunnen noemen bij hun stellingen. Ook vervelend is het wanneer ze op het laatste moment een gigantisch pak stukken indienen zonder toelichting. En dan zitten daar soms ook nog hele brieven van cliënten tussen in plaats van een duidelijk standpunt van de advocaat zelf.”

Waardoor denkt u dat dit komt?

“Ik denk dat advocaten bang zijn voor klachten van cliënten en daarom alles overleggen. Maar ik denk dat ze best vaker ‘nee’ mogen zeggen. Zeg gewoon: ‘dit werkt niet, dit leest de rechter niet, en dat maakt jouw zaak alleen maar zwakker’. Een advocaat moet namelijk filteren. Geef me alleen wat relevant is met een toelichting. En als je dan toch WhatsApp-berichten indient, geef dan aan wat ik moet zien. Verwijs naar pagina’s, maak een inhoudsopgave. Dan zie ik: hier is moeite voor gedaan.”

 Dit soort kritiek op advocaten wordt niet vaak geuit door rechters tijdens zittingen of in hun uitspraken. Hoe denkt u dat dat komt?

“Omdat je de advocaat dan in zijn hemd zet bij zijn cliënt. En dat voelt niet goed. Soms zou je het wel willen zeggen, maar dan hou je je in.” We kunnen via de teamvoorzitter wel een signaal aan de deken doorgeven, maar ik weet niet wat daarmee gebeurt. Misschien zouden we dat vaker mogen doen, maar je weet ook niet of het signaal bij de juiste persoon terechtkomt. Als rechter krijg ik het resultaat in elk geval niet terug.”

Merkt u dat u als rechter dan ook verantwoordelijkheid voelt als een advocaat steken laat vallen?

“Zeker. Dan ga ik toch extra opletten of de cliënt wel zijn recht krijgt. Je probeert als rechter iets recht te trekken, ook al had de advocaat het misschien beter kunnen doen.”

Om rechters en advocaten binnen het familierecht beter te laten samenwerken, heeft u het zogeheten RAP-project (Richting Anders Procederen) opgezet. Kunt u daar meer over vertellen?

“Binnen het RAP-project bieden we binnen twee weken een zitting aan. Het gaat dan om zaken als echtscheiding, alimentatie of omgang. Ook deelgeschillen kunnen worden aangebracht. Denk aan kwesties als het toepasselijke recht of de vraag wie de woning krijgt. Het kan bijvoorbeeld gaan om één of twee onderdelen van een grotere verdelingskwestie. Als je tijdens de onderhandelingen, dus nog vóór de gewone procedure is gestart, blijft hangen op bijvoorbeeld het toepasselijke recht, kan je dat snel laten beslissen.”

Hoe gaat dat in de praktijk zijn werk?

“RAP heeft twee poten, gezamenlijke toegang en deelgeschil. Beide gaan via een speciaal e-mailadres. De griffier kijkt of het geschikt is. Soms zegt de griffier, nee, dit is geen deelgeschil maar eigenlijk een hele verdeling. Maar meestal kan het prima.”

“Bij de gezamenlijke toegang leggen de twee advocaten het geschil op één A4’tje vast en dan gaan we zonder strijdmodel en zonder verzoek en verweerschrift om tafel. De rechter stelt vragen en probeert in overleg tot een oplossing te komen. In een goede sfeer, met regie door een vaste griffier. Het is geschikt voor advocaten die dat ook echt graag willen, en bijvoorbeeld een collega hebben waarvan ze denken, wij kunnen dit goed met z’n tweeën. Als je samenwerkt met iemand die je kent en vertrouwt, dan kun je echt mooie dingen voor elkaar krijgen. Zo kun je heel snel een uitspraak krijgen. Dat kan al op de zitting of binnen een week of twee na de zitting. Dus eigenlijk heb je binnen vier weken je hele geschil rond.”

Wat voor soort kwesties worden binnen het RAP-project behandeld?

“Vooral over woningen, maar ook omgang en toepasselijk recht. Dat laatste zie je vaak, omdat procedures kunnen vertragen door onduidelijkheid over het toepasselijke recht. Zo hadden we laatst een zaak met een bruidsgave (een schenking van de echtgenoot aan zijn aanstaande echtgenote als onderdeel van de islamitische huwelijkssluiting, red.) en allerlei complexe elementen. Pas als je weet welk recht van toepassing is, kun je de verdeling goed doen. Door via RAP het toepasselijke recht snel vast te stellen, bespaar je maanden.”

“Ook vraagstukken over woningen komen veel voor. Stel dat één van beiden de huurwoning in Amsterdam kan krijgen. Als je lang moet wachten op de bodemprocedure, kan niemand urgentie aanvragen. Via RAP krijg je binnen twee weken een beslissing en kun je door. Het voorkomt dat partijen onnodig lang vastzitten.”

Is er veel animo vanuit de advocatuur?

“Advocaten vinden het spannend. Ze zijn gewend aan het toernooimodel. Maar ik denk dat dit in veel zaken beter werkt, zeker als we als rechters en advocaten daarin beter samenwerken. Mocht het binnen RAP bovendien toch niet lukken, dan mag je eruit stappen en dan ga je automatisch over naar de gewone procedure. Je hoeft dan niet opnieuw te beginnen of extra te wachten. Je krijgt dan gewoon een nieuwe rechter, die uiteraard niets van de procedure tot dat moment meekrijgt.”

Vraagt deze werkwijze niet ook een andere mentaliteit van advocaten?

“Absoluut. Je moet loskomen van het toernooimodel. Maar dat is moeilijk. In de beroepsopleiding leren jonge advocaten toch nog vaak dat ze vooral partijdig moeten zijn en voor hun cliënt moeten strijden. Maar zeker in familiezaken moet je proberen weg te blijven van het toernooimodel, zeker als er kinderen bij betrokken zijn. Ik zie dat ook wel, de advocaten bij wie het goed lukt. Die zie ik niet eens, want dan lossen ze het al onderling op.”

Waarom blijft het toernooimodel dan zo hardnekkig?

“Omdat het zo in de wet zit. Er is een verzoeker en een verweerder. En in de stukken wordt vaak over ‘partijen’ gesproken in plaats van ‘ouders’. Ik probeer vaak ‘ouders’ te gebruiken, maar het lukt niet altijd.”

U zei dat advocaten bang zijn voor klachten van hun cliënten en daarom bepaalde stukken voor hun cliënt overleggen. Speelt zoiets bij rechters ook als het gaat om het risico op wraking?

“Misschien wel. Vroeger zei ik gewoon, het kind gaat naar de vader, daar gaan we het niet meer over hebben. Nu zeg ik het anders, omdat je anders risico loopt op een wrakingsverzoek. Het is mij maar een paar keer gebeurd, maar het raakt me wel. Je vraagt je toch af, heb ik iets fout gedaan? Iemand denkt blijkbaar dat ik niet onafhankelijk ben, dat is een enorme belediging voor een rechter.”

“Ik zie wraking als een klacht. En die neem ik serieus. Je gaat nadenken, had ik het anders moeten doen? Misschien had ik iemand meer ruimte moeten geven.”

Is het na de afwijzing van een wrakingsverzoek lastig om door te gaan met dezelfde zaak?

“Nee, niet echt. Eén keer heb ik het gehad dat de wrakingskamer direct uitspraak deed, en toen kon ik dezelfde dag nog de zaak afronden. Maar het voelt wel ongemakkelijk.”

Bent u als rechter altijd op uw hoede vanwege dit soort risico’s?

“Je loopt altijd op eieren. Je moet ook oppassen met wat je in het openbaar doet. Stel ik zou dat willen, kan ik me niet vastplakken voor Urgenda. Maar in mijn zittingen heb ik daar geen last van, dan ben ik gewoon onafhankelijk.”

Kun je als rechter echt een persoonlijke mening buiten de deur laten?

“Ja. Het is iets psychologisch. Zet iemand op een plek en zeg, jij bent nu de onafhankelijke rechter. Dan gedragen mensen zich ook zo, blijkt ook uit onderzoek. Dat is het mooie van dit vak.”

Maar je neemt jezelf toch altijd een beetje mee als mens?

“Ja, natuurlijk. Als ik bijvoorbeeld zie dat een gezin wordt afgeschreven omdat er geen fruit in huis is, dan denk ik, waar gaat dit over? Dat is mijn eigen opvatting. Maar als het te veel gaat schuren, dan moet je afstand nemen.”

Wanneer is het moment dat een rechter afstand moet nemen?

“Bijvoorbeeld als je zelf een kind hebt met psychiatrische problemen en je moet daarover oordelen. Dan moet je zeggen, dit kan ik nu even niet. Dat bespreek je dan met je leidinggevende.”

Enige tijd geleden gingen foto’s en privégegevens van een collega bij de Amsterdamse rechtbank op sociale media rond nadat hij uitspraak had gedaan dat drie islamitische predikers wel naar Nederland mochten komen. Voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak (NVvR), Marc Fierstra, oordeelde dat ministers Van Weel van Justitie en Faber van Asiel medeschuldig zijn aan de tendens die op sociale media leidde tot de intimidatie van deze rechter. Wat vindt u daarvan?

“Het is verdrietig. Ministers roepen dingen, de maatschappij reageert, en dan ligt het bij ons. Terwijl we gewoon ons werk doen. Als mensen rechterlijke uitspraken niet meer accepteren omdat politici zich daar negatief over uitlaten, dan hebben we daar allemaal last van. We moeten wel verder met die rechtsstaat, met alle checks and balances.”

Kan dat eigenlijk nog wel, met al die politieke druk? U blijft toch ook mens als rechter? Misschien laat u of een collega die drie predikers er de volgende keer toch niet in?

“Ja, maar dat is wat ik eerder zei, als je die zaak voor je krijgt, voel je dat je die toga aanhebt en dat je gewoon moet doen wat het recht vraagt. Dan werk je op basis van wat je hebt gekregen. En ik geloof echt dat dat zo blijft werken. Als je merkt dat je dat niet meer kan, dan moet je die zaak niet doen.”

De rapporten Recht vinden bij de rechtbank over de rol van de rechtspraak in de toeslagenaffaire en Recht doen aan kinderen en ouders over de rol van de rechtspraak binnen het jeugdrecht hebben bepaalde tekortkomingen binnen de rechtspraak blootgelegd. Daaruit blijkt wel hoe uitdagend het is voor rechters om ‘gewoon te doen wat het recht vraagt’. Wordt daar binnen de rechtspraak op gereflecteerd?

“Ja, daar wordt veel over gesproken. We hebben ook verbeteringen doorgevoerd. Bijvoorbeeld de meldbriefprocedure (procedure waarbij de rechter zonder zitting een beslissing neemt in het jeugdrecht als ouders niet op een oproep reageren, red.) is afgeschaft.”

“Iedereen krijgt nu een advocaat bij een uithuisplaatsing. En er is veel kritischer aandacht voor perspectiefbesluiten (besluit dat bepaalt of een kind in een pleeggezin blijft of terugkeert naar de ouders, red.). Ook intern voeren we discussies, zoals over de vraag of we uithuisplaatsingen niet meervoudig moeten behandelen. Het gaat dan niet over geld, maar over wat het beste is voor het kind. Dit soort reflecties zie je niet alleen tijdens vergaderingen, maar juist ook tussendoor. Je kunt makkelijk bij collega’s aankloppen om te sparren, ook als het een enkelvoudige zaak is. En goede zittingsgriffiers zijn ook heel waardevol, die kunnen je een spiegel voorhouden of een andere invalshoek geven.”

Maar geld speelt toch wel degelijk een rol? Want veel aanbevelingen uit het rapport Recht doen aan kinderen en ouders zijn kostbaar.

“Ja, het kost geld. Maar wat mij betreft mag geld geen rol spelen. En ik heb ook de indruk dat de mensen hier aan de knoppen daar net zo over denken. Eerst maar een goed plan maken en dan zien we wel hoe we het betalen.”

Dat klinkt idealistisch.

“Ja, maar dat is ook precies waarom we het RAP-project gewoon zijn gaan doen. Geen gezeur, gewoon uitvoeren. Want het is belangrijk voor kinderen en gezinnen. En dan maakt het me echt niet uit hoeveel tijd of geld het kost.”

Dus die beeldvorming van de rechtspraak als ivoren toren herkent u niet?

“Helemaal niet. Zeker in Amsterdam niet. En ook niet in Noord-Holland, waar ik eerder werkte. Juist de diversiteit onder collega’s maakt dat we met beide benen op de grond staan.”

Over diversiteit gesproken: het familierecht lijkt erg vrouwelijk. Dat zie ik ook terug in de angst van mannelijke cliënten als ze de rechtszaal binnenlopen en tegen een vrouwelijke rechter en een vrouwelijke griffier aankijken.

“Klopt, in het familierecht is het aandeel vrouwelijke rechters groot. Maar we hebben onderling heel veel verschillen, qua achtergrond en visie. En die diversiteit helpt. Ik werk dagelijks met een diverse club van zo’n twintig collega’s.”

Hoe zit het met culturele diversiteit? Bijvoorbeeld rechters met een migratieachtergrond?

“Daar is nog werk aan de winkel, maar er is groei. In Amsterdam zie je nu meer mensen met een andere achtergrond solliciteren. Dat is goed, ook voor het vertrouwen van de rechtszoekende. Ik heb collega’s met een Surinaamse of Turkse achtergrond die echt het verschil maken in de rechtszaal. Ook inhoudelijk helpt dat. Ik heb zittingen meegemaakt met collega’s die door hun achtergrond precies weten hoe het zit met een bruidsgave of een islamitisch huwelijk. Dat voorkomt dat mensen de rechter iets op de mouw spelden.”

Tot slot: is er in de 30 jaar tijd dat u rechter bent een zaak die u heel erg is bijgebleven?

Na even nadenken:

“Toen ik kinderrechter was, behandelde ik een zaak over een gesloten uithuisplaatsing. Het meisje zou echt baat hebben bij die plaatsing, maar haar moeder was fel tegen. Tijdens de zitting heb ik in aanwezigheid van de moeder, het meisje en de gezinsvoogd hard gewerkt om de moeder toch te laten instemmen. Op een gegeven moment zei de moeder: ‘Uit liefde voor mijn dochter doe ik het.’ Uiteindelijk stemde ze, ondanks haar bezwaren, in omdat het beter zou zijn voor haar kind. Ik heb toen tegen het kind gezegd: ‘Uit liefde voor jou stemt ze in dat jij naar die plek gaat.’ Ik dacht toen dat we iets moois hadden bereikt. Later hoorde ik echter van de gezinsvoogd dat de moeder thuis, na een gesprek met de buurvrouw, van gedachten was veranderd en zich weer verzette. Voor het meisje was dit een enorme teleurstelling, want zij dacht dat haar moeder het uit liefde had gedaan. Ze voelde zich in de steek gelaten. Toen besefte ik dat ik, ondanks mijn goede bedoelingen, onvoldoende had ingecalculeerd hoe kwetsbaar de situatie was. Het werd voor mij een belangrijke les: soms lijkt iets goed te gaan, maar moet je altijd alert blijven op onverwachte omslagen.”