Deze zomer vierde Leo Spigt, voormalig landelijk deken van de Nederlandse Orde van Advocaten, zijn 40-jarige jubileum in de advocatuur. Een mijlpaal die exclusief is voorbehouden aan de nestors van het vak. Alle reden om samen met hem terug te blikken op een bewogen loopbaan, die hem van de frontlinie van de sociale advocatuur in de jaren ’70 bracht tot Curaçao en zijn huidige positie als ‘troubleshooter’.

Tekst: Benjamin Bijl en Soeradj Ramsanjhal

Op een stralende zomerdag fietsen wij naar het kantoor van ENSPIGT, waar Leo Spigt thans werkzaam is. Terwijl wij de laatste aspecten van ons interview voorbereiden op het terras van Sing Sing – om de hoek van het kantoor van ENSPIGT – zien wij de meeste Amsterdammers in korte broek en t-shirt voorbij wandelen en fietsen. Niet gek, want het is, zeker qua gevoelstemperatuur, ruim 30 graden. Toch gaan wij in pak naar ENSPIGT: het devies is goed voor de dag komen bij iemand die al zo lang in het vak zit en bij welk media-optreden dan ook nog nooit kon worden betrapt op een ‘casual outfit’. Eenmaal aangekomen op de Jan van Goyenkade , worden wij al snel door Spigt direct begeleid naar de tuin, alwaar het interview zal plaatsvinden. Wij hebben uiteraard geen bezwaar.

1509_interview_leo_spigtLeo Spigt. (Foto: Mark Kuipers).

Spigt geeft aan eigenlijk niet te houden van praten over het verleden. Maar voor het ABB maakt hij graag een uitzondering. Wij steken van wal en nemen de carrière van Spigt in vogelvlucht in ogenschouw: van zijn begin in de sociale advocatuur naar zijn avonturen op Curaçao tot de tijden van SpigtHoff. Wij vragen wat hem beweegt. Spigt: ‘Door achterom te kijken beland je in een stilstand. Nieuwe mogelijkheden ontvouwen zich vanzelf als je “met de blik naar voren” simpelweg je ideeën uitvoert’. Aan de tekentafel zit hij niet vaak, ook niet toen van kantoor werd geswitcht. Spigt heeft zeker geen moeite om de volgende stap te nemen. ‘Er is wel een bepaalde drive: het opbouwen van iets moois. Dit hoeft niet grootschalig te zijn’.

Heersende klasse
Spigt begon zijn carrière bij het mede door hem opgerichte Amsterdams Advokaten Kollektief in 1975. De advocatuur kon en moest heel anders, zo vonden Spigt en zijn medeoprichters. De preambule van het kollektief bevatte daarom ook stevige teksten. Spigt: ‘Alles moest anders; er was een leemte in de rechtshulp. Het recht leek met name te zijn voor de heersende klasse en niet voor iedereen’. De lat werd bijzonder hoog gelegd. ‘Als het anders zou gebeuren, dan moest het ook goed gebeuren’. De oprichters wierven goede leermeesters door advertenties te plaatsen in het NJB, met teksten als ‘zeven junioren zoeken zeven senioren die het ook niet meer zien zitten’. De belangrijkste leermeester van Spigt werd Lex Grosheide, toenmalig lid van de Amsterdamse Raad van Toezicht.

De leden van het kollektief stonden er zelf van te kijken dat ze patroons van zulk formaat konden aantrekken. Spigt: ‘De betrekkelijk nieuw ingeslagen weg van juridische bijstand louter op toevoeging was immers nieuw en voor de tijdsgeest niet erg chic’. Wie overigens denkt dat het kollektief een losgeslagen bedoening van een groep vrienden was, heeft het mis. ‘Er werd intensief met de patroons overlegd en fouten werden steng gecorrigeerd.’ Met het Amsterdams Advocaten Kollektief is uiteindelijk veel bereikt en in het kielzog ontstonden ook andere kollektieven. Het Kollektief uit Amsterdam-Noord kreeg zelfs internationale bekendheid (onder meer in de New York Times), omdat advocaten waren gearresteerd voor opruiing wegens het ophangen van een affiche op het raam van hun kantoor en bij de rechter als verdachte in toga verschenen. Spigt beoefende bij het Kollektief een algemene praktijk en deed bijzonder veel (commuun) strafrecht.

Reclameverbod
Spigt heeft niet alleen bij verschillende kantoren gewerkt op verschillende locaties: van de Amsterdamse grachten tot de toenmalige Nederlandse Antillen, eind jaren ‘80 was Spigt ook landelijk deken, de jongste in die functie ooit. Als landelijk deken hield hij zich bezig met interessante onderwerpen zoals de nieuwe wet op de rechtshulp, verplichtstelling van de beroepsopleiding, discussie samenwerking met accountants en het afschaffen van het reclameverbod voor advocaten. Ook toen vond Spigt dat een dergelijk verbod overbodig was voor de advocatuur ( uit onze rubriek De Stelling van de ABB-editie van december 2014 bleek deze opvatting overigens op brede steun te mogen rekenen). Na zijn periode bij de Orde werd Spigt partner bij Loeff Claeys Verbeke en begon hij zich meer op het ondernemingsrecht te storten. In deze periode, nog vóór Curaçao, ontmoette Spigt zijn toekomstige kantoorgenoot Jerry Hoff.
Een professioneel hoogtepunt bereikte Spigt naar eigen zeggen in de jaren ‘90 met de HCS-zaak. Dit was de eerste grote zaak over voorkennis in Nederland, een onderwerp binnen het financiële strafrecht dat zowel voor het OM als de advocaten (en rechters) een nieuw rechtsgebied vormde. ‘Deze zaak was één groot experiment voor het OM en het is prachtig om aan zo’n experiment deel te mogen nemen’, aldus Spigt. Dat deze zaak eindigde in vrijspraak voor zijn cliënt is uiteraard niet onbelangrijk. Deze procedure legde de fundamenten van het latere SpigtHoff; in de HCS-zaak werkten Spigt en Hoff voor het eerst samen.

Na Loeff Claeys Verbeke vertrok Spigt naar Curaçao, waar hij een kantoor oprichtte. Op dit eiland beleefde Spigt mooie jaren. Het kantoor op Curaçao dat daaruit uiteindelijk is voortgekomen bestaat nog altijd. Op Curaçao legde Spigt zich met name toe op het ondernemingsrecht. Hij vertrok naar Curaçao, omdat ‘dit geen gek idee leek’. Ook voor zijn vier kinderen was het eiland prachtig: zo gaven het spelen met de oppas op het strand en de vele barbecues een waar vakantiegevoel. Het leven werd iets makkelijker, hoewel het niveau en het tempo van het werk wel hoog lagen. Als je zei: “ik heb het druk”, dan was de reactie op het eiland: “Dan doe je iets niet goed”.’ Er was veel sociaal verkeer, maar een agenda was niet nodig, wat erg aangenaam was in die fase van zijn leven. ‘Per weekend werd gekeken wie er op het eiland aanwezig was voor een borrel’.

Na Curaçao initieerde Spigt samen met Hoff SpigtHoff, dat uitgroeide tot een middelgroot kantoor. Advocaten van dit kantoor, onder wie Spigt, golden als ‘straatvechters’. Als antwoord op de vraag wat hij daarvan vindt, verwijst Spigt naar een spreuk op een tegel in zijn kamer op kantoor: ‘Goedschiks als het kan, kwaadschiks als het moet’. Bij wijze van grap zegt Spigt dat bij een kantoorgenoot van SpigtHoff deze spreuk werd omgedraaid (laat dit even bezinken). Spigt kiest echter vaak een middenweg, hoewel hij de strijd niet schuwt. Hij verwijst naar een andere tegel in zijn kamer waarop de Duitse rechtsfilosoof Rudolf von Jhering wordt geciteerd: ‘Het doel van het recht is de vrede, het middel daartoe de strijd’.

Spigt ziet zichzelf niet alleen als straatvechter, maar meer als iemand met een helikopterview. Hij heeft zijn doel in het vizier en verkent verschillende mogelijkheden, ook schikkingen en mediation. Spigt: ‘Een advocaat moet altijd zijn ogen goed open houden, want voor je het weet ontpopt zich een mogelijkheid. De psychologie van de werking van het recht is hierbij belangrijk: hoe lopen de hazen? Ook het wekken van vertrouwen bij cliënten is van belang. Succesvolle advocaten steken hier veel energie in’.

Psychologie van het recht
Daarbij is het aanvoelen van mensen uiterst belangrijk, beklemtoont hij. Over Spigt is wel eens gezegd dat hij zijn cliënten onder zijn arm neemt. Mede om deze reden en zijn uitgebreide ervaring is Spigt vandaag de dag een ‘troubleshooter’ in het ondernemingsrecht, iemand die brandjes blust, of het nu aandeelhoudersproblemen zijn of commerciële geschillen. Welke kwalificatie er ook wordt gehanteerd, de kern is volgens Spigt dat het vak en alle zaken niet als ‘handel’ worden gezien, maar als ‘waardig academisch beroep’. Dit zou overigens voor alle advocaten richtsnoer moeten zijn, vindt hij.
Maatschappelijke relevantie is een rode draad in de carrière van Spigt. Hoewel hij de sociale advocatuur heeft verlaten, blijft hij zich altijd bezighouden met maatschappelijke kwesties. Dit uit zich ook in zijn voorliefde voor de journalistiek. Tot ongeveer 2000 maakte hij verschillende tv-programma’s, waaronder documentaires over controversiële onderwerpen als euthanasie of abortus, maar ook over ‘de vliegende rechter’ op de eilanden van de Antillen. Altijd hadden deze programma’s binding met het recht. Ook heeft Spigt tal van bestuursfuncties bekleed.
Als het aan Leo Spigt ligt zal hij niet op korte termijn met pensioen gaan. Lol in en passie voor het vak straalt hij uit. De slotvraag is of Spigt nog tips heeft voor jonge advocaten, zowel zakelijk als privé. Hij antwoordt: ‘Volg je neus’.