Door Germ Kemper

Op 1 januari jl. trad de gewijzigde Advocatenwet in werking. Omdat klachten, ingediend vóór dat tijdstip, onder het oude regime worden behandeld, komen nu de eerste uitspraken van tuchtcolleges binnen die beslist worden op basis van de nieuwe wetgeving.

Twee noviteiten zullen nu dus merkbaar worden. De eerste is dat een verweerder/advocaat in de kosten van de tuchtrechtelijke procedure kan worden veroordeeld (art. 48 lid 6 Advocatenwet, eerste zin, tweede deel). Inmiddels zijn er vier uitspraken gedaan met daarin een kostenveroordeling. In één geval  ging het om een dekenbezwaar tegen een advocaat die in gebreke was geweest aan verplichtingen zoals deugdelijk verzekerd zijn of de CCV tijdig invullen te voldoen. Dat leidde tot een berisping. In een andere zaak  had de advocaat klakkeloos door een niet-advocaat opgestelde processtukken getekend en ingediend waartegen de deken was opgekomen. Dat leverde hem een berisping op. De derde beslissing, leidend tot een schorsing van twee maanden, ging om een advocaat die onjuiste inlichtingen had verstrekt over zijn afspraken met zijn stagiaire . Dat resulteerde in een schorsing van twee maanden. De vierde beslissing ging over de afgifte van een in beslag genomen auto, ditmaal met zowel de deken als met een ‘echte’ klager . De gegrond bevonden klachten leverden een berisping op, en een inmiddels vertrouwd wordende kostenveroordeling van € 1.000. De gedachte is dus gerechtvaardigd dat die duizend Euro als uitgangspunt wordt gehanteerd door de tuchtrechter. De zwaarte van de overtreding, zoals die valt af te leiden uit de opgelegde sanctie, lijkt niet van invloed op het te vergoeden bedrag aan kosten, en zo te zien evenmin de mate van ingewikkeldheid van de zaak.

De kosten die de Nederlandse Orde in 2014 maakte om de tuchtrechtspraak mogelijk te maken beliepen bijna twee miljoen Euro. Het gaat dan vooral om kosten van de griffies en vacatiegelden. Daarvan is nu dus tweeduizend Euro teruggeploegd.

De andere nieuwigheid is dat een in het ongelijk gestelde advocaat veroordeeld kan worden om aan de klager diens kosten te vergoeden (art. 48 lid 6 eerste zin, eerste deel). Op dat stuk kan nu ook de eerste uitspraak worden genoteerd, de eerder genoemde over de afgifte van een in beslag genomen auto . De klager kreeg € 50 griffierecht vergoed en ontving ook nog eens € 25 aan reiskosten. Het zal nog wel even duren voordat zich iets van een beleidslijn heeft uitgekristalliseerd, waarmee min of meer voorspelbaar wordt in welke soort van gevallen een kostenveroordeling wordt uitgesproken.  Vergelijkbaar wachten is het op een uitspraak over de kosten van eventuele juridische bijstand aan een klager, om te zien of dan, bijvoorbeeld, aansluiting wordt gezocht bij de geliquideerde kosten in civiele procedures.

Her en der is de vrees uitgesproken dat kostenveroordelingen een storende invloed kunnen hebben op het tuchtrecht, voor zover dat beoogt de beroepsgroep  in staat te stellen normen vast te stellen en waar nodig te herzien. Het risico op een stevige kostenveroordeling immers kan maken dat een advocaat eerder een veilige route kiest of, als het toch tot een klacht komt, die probeert te schikken in plaats van het tot een uitspraak van de tuchtrechter te laten komen. Dat maakt de kans op voor de beroepsgroep gewichtige uitspraken kleiner. De oogst tot nu toe wijst nog niet op zo’n ‘chilling effect’.

_________________________________

RvD Amsterdam 4-8-2015, ECLI:TADRAMS:2015:187
RvD Amsterdam 4-8-2015, ECLI:TADRAMS:2015:186
RvD Leeuwarden, 9-11-2015, ECLI:TADRAL:2015:164
RvD Amsterdam 7-9-2015, ECLI:NL:TADRAMS:2015:220
Zie voetnoot 4