Agaath Reijnders-Sluis is advocaat sinds 23 maart 1982 en werkt sinds 1988 als adjunct-secretaris bij het bureau van de Amsterdamse Orde van Advocaten.
Voor haar functie bij de AOVA werkte ze onder andere als advocaat bij Höcker, Bouman & Höcker (later Höcker & Kemper).

Waarom heeft u destijds voor de advocatuur gekozen?

“Ik wilde eigenlijk huisarts worden, maar na tweemaal uitgeloot te zijn voor de medicijnenstudie, moest ik een andere richting op. Zo kwam ik uit bij een algemene advocatenpraktijk, dat leek nog het meest op een huisartsenpraktijk en dat is het ook geworden. Ik trad in dienst bij een voorloper van Höcker, Bouman & Höcker en later Höcker & Kemper. Het was toen niet ongebruikelijk om zowel civiele- als strafzaken te doen, en zowel op te treden voor particulieren en bedrijven. Deze brede, maatschappelijke ervaring had ik voor geen goud willen missen. Sommige piketdiensten staan nog in mijn geheugen gegrift.”

“Wat ik toen wel heel jammer vond, was de afstand tussen advocaten die alleen gefinancierde rechtshulp verleenden en andere advocaten. Mijn praktijk bestond voor een derde uit toevoegingszaken, maar ik mocht niet deelnemen aan werkgroepen van de sociale advocatuur, hoewel ik dus deels dezelfde praktijk had. Er waren duidelijk  kampen: alleen optreden voor werknemers, nooit voor werkgevers; alleen huurders/krakers, niet voor verhuurders etc… In de loop der jaren is dat gelukkig veranderd en nu zijn we zo ver dat we met elkaar samenwerken en elkaar versterken.”

Welke zaak is u het meest bijgebleven?

“Een politierechterzaak waarbij ik eerst heel tevreden was dat ik een vormfout had gevonden waardoor mijn cliënt direct werd vrijgesproken, maar later ontdekte ik dat hij het wel had gedaan.”

Wat is de belangrijkste verandering geweest in de tijd dat u advocaat bent?

“Wat de techniek betreft: in 1982 was de telex er nog en nam de tekstverwerker een hele serre in beslag. Daarnaast de steeds verdere specialisatie en grotere advocatenkantoren.
Sinds 1988 ben ik advocaat bij de Amsterdamse Orde en ben ik betrokken bij het toezicht op de Amsterdamse advocaten. In het begin behandelde de deken alle klachten alleen. Nu zijn er op het bureau van de orde tien advocaten die de deken ondersteunen bij de onderzoeken naar klachten, signalen van o.a. ketenpartners, bemiddelingen en adviezen aan advocaten. Het toezicht is nu ingebed in een professionele organisatie. Tussen de elf lokale ordes is voortdurend contact en niet alleen via het dekenberaad. Ook ik heb dagelijks contact met mijn collega’s bij de andere ordes. Ook op het niveau van de medewerkers is er landelijke afstemming, bijvoorbeeld op het gebied van de AVG. Het toezicht is in Nederland daardoor geharmoniseerd en de werkwijze wordt steeds eenvormiger. De kennis en ervaring wordt met elkaar gedeeld en staat ten dienste aan alle ordes. We zijn nu op een punt dat we bepaalde kennis concentreren bij twee of drie ordes, waar elke andere orde gebruik van kan maken. Landelijk vinden werkoverleggen plaats en zijn er cursussen voor alle bureaumedewerkers. Het is goed dat het dekenberaad, bestaande uit de elf lokale dekens, in de wet wordt verankerd en de onafhankelijke toezichthouder is, die landelijk gezamenlijk optreedt. Maar die ook is ingebed in de lokale orde.”

“Afgelopen december kreeg ik een brief van een advocaat die zich vanwege pensionering liet uitschrijven van het tableau met de volgende zin: “Zonder nonchalant met regels en advocaten om te gaan heb ik de Amsterdamse Orde altijd als ruimdenkend en welwillend ervaren.” Daar was ik blij mee: de Amsterdamse Orde staat voor goed toezicht, maar is altijd bereid om ook aandacht te geven aan de persoonlijke omstandigheid waarin advocaten verkeren en hen bij te staan bij moeilijke keuzes en situaties.”

Waar bent u trots op?

“Dat we met de Amsterdamse Orde samen met een aantal Europese balies waaronder Bordeaux, Parijs, Berlijn, Genève, Brussel, Luxemburg, jaarlijks de Ludovic Trarieux prijs uitreiken aan een advocaat die zich heeft ingezet voor de verdediging van mensenrechten waar dan ook in de wereld. In september 2021 is de prijs toegekend aan Freshta Karimi, een Afghaanse advocate. Of de uitreiking plaats kan vinden, is nog onzeker.
De samenwerking tussen de Amsterdamse Orde en Lawyers for Lawyers is hecht en sinds een paar jaar organiseren we jaarlijks een seminar tijdens de Justitia-evenementen. Ik ben er trots op dat de Amsterdamse Orde zich sterk maakt voor advocaten die opkomen voor de mensenrechten.”

Pensioenleeftijd voor advocaten?

“Lastig, maar misschien is het wel een idee om te kijken hoe in andere landen wordt omgegaan met advocaten die lang op het tableau staan. In Frankrijk bestaat de advocaat honorair. Een advocaat die meer dan 20 jaar op het tableau staat, kan aan de raad van de orde vragen om als advocaat honorair op het tableau te blijven staan. Hij mag dan niet meer procederen, maar blijft wel lid van de orde en kan sommige advieszaken doen. Voor sommige advocaten is het moeilijk om afstand te doen van de advocatuur, terwijl in werkelijkheid geen echte praktijk meer wordt uitgeoefend. Wellicht dat deze mogelijkheid ruimte geeft om wel de praktijk neer te leggen, maar nog wel enigszins betrokken te blijven bij het vak.”