Naam: Frank van Haren
Kantoor: Hamerslag & van Haren Advocaten
Nevenfunctie: voorzitter van het bestuur van ASKV/ Steunpunt Vluchtelingen in Amsterdam.

Waarom heeft u destijds voor de advocatuur gekozen?

“Vanuit mijn werk als griffier bij het gerechtshof Amsterdam zag ik veel advocaten ‘live’ aan het werk. De actieve rol van de advocaat en de mogelijkheid ‘het verschil’ te maken trok mij indertijd meer dan het ambt van griffier. Mijn oorspronkelijke ambitie was journalistiek, maar eenmaal advocaat bleek dit beroep mij op het lijf geschreven en was de journalist in mij al tevreden als ingezonden stukjes de krant haalden.”

Welke zaak is u het meest bijgebleven?

“In het asiel- en vreemdelingenrecht lopen veel procedures voor de cliënten goed af. Als hun namen toevallig langskomen, herinner ik me die zaken ook na tientallen jaren nog vaak tot in details. Vooral hun stem herken ik doorgaans onmiddellijk. Maar de zaken die mij het meest bij blijven en op mij drukken, zijn die van de cliënten die na meer dan dertig jaar verblijf in Nederland nog altijd kansloos zijn om hun verblijf legaal te maken en die toch ook niet uit ons land weg kunnen komen. Mijn ouders hielden me vaak voor dat ik onder omstandigheden ‘de wijste partij’ zou moeten kunnen zijn. Ik denk dat dit voor een advocaat is ook een goede eigenschap is. Maar een dergelijke wijsheid is de IND, de Immigratie- en Naturalisatiedienst, volkomen vreemd, dat is nu zelfs officieel zo. Deze wijsheid werd vroeger ook wel ‘discretionaire ruimte’ genoemd. Hoe kun je wijsheid afschaffen?”

Wat is de belangrijkste verandering geweest in de tijd dat u advocaat bent?

“De invoering van de AWB, waarmee gek genoeg de toepasselijkheid van de zo mooi ontwikkelde beginselen van behoorlijk bestuur gaandeweg naar de achtergrond is gedrongen, heeft helaas met zich meegebracht dat vooral de overheid tegen de burger wordt beschermd, in plaats van andersom. Vreemdelingen zijn hard getroffen door deze ontwikkeling. In het asielrecht heeft zich ook een dramatische verandering voorgedaan en deze is de afgelopen tien jaar van hoog tot laag is doorgedrongen in de IND. Het uitgangspuntpunt was dat in Nederland personen die internationale bescherming nodig hebben, die bescherming ook krijgen. Daarbij werd op de koop toegenomen dat bedriegers incidenteel een status kregen die zij eigenlijk niet verdienden. Maar nu moeten ‘de goeden onder de kwaden lijden’. Als het mogelijk is een afwijzend besluit wellicht voorbij de Afdeling te loodsen, dan moet dat worden beproefd, óók als er alle reden is om de gevraagde vergunning te verlenen. Bij de IND is al vele jaren sprake van een onmiskenbare verruwing naar vorm en inhoud.”

Vindt u dat de overheid voldoende rekening houdt met het vak van de advocaat?

“Het werk van asiel- en vreemdelingenrechtadvocaten wordt op allerlei manieren bemoeilijkt en ontmoedigd, al heel lang. Ook in het familierecht, het strafrecht en op het gebied van socialezekerheidsrechten houden advocaten de rechtsstaat hoog, daar houdt de overheid geen rekening mee. Maar over het al dan niet rekening houden van de overheid met de advocatuur in het algemeen kan ik niet oordelen.”

Wat vindt u het leukst aan uw vak? Indien u het allemaal overnieuw zou mogen doen, zou u dan een ander beroep hebben gekozen?

“Contacten met cliënten, rechters en ambtenaren. Heel veel plezier met kantoorgenoten, de humor aan de lunch, de eigen vooroordelen als onjuist ontmaskeren, pleiten, samenwerken met vakgenoten door heel Europa. Beet hebben en niet loslaten. Ik zou zeker weer advocaat willen zijn.”

Er is veel te doen over de pensioenleeftijd; wat vindt u de ideale pensioenleeftijd voor een advocaat?

“Als je denkt dat je als advocaat het verschil nog kunt maken en je werkt met plezier, dan zie ik geen reden je iets aan te trekken van een zogenaamde ideale pensioenleeftijd.
Heeft u nog tips voor (jonge) advocaten?

Wees voorzichtig met triomfen. De advocaat krijgt regelmatig de kans om in het zicht van een gewonnen zaak heel goed te etaleren hoe zijn of haar kundige inbreng doorslaggevend is voor het resultaat. Het is dan wel eens verstandig om de inbreng van de cliënt zelf aan te prijzen als bijdrage aan het resultaat en soms zelfs ook de – uiteindelijk – toch redelijke opstelling van de wederpartij. Over de langere termijn blijft er dan een positiever beeld van de advocaat hangen. Dat maakt het de cliënt gemakkelijker de hulp van die advocaat opnieuw in te roepen of aan derden aan te raden.

Overigens ben ik van mening dat het driejaren-beleid weer moet worden ingevoerd.”