Vorige maand verzorgde Lotte de Bruin (stagiaire bij Clifford Chance) deze kolom. De “dagen uit het leven” van twee stagiaires achter elkaar. Twee identieke ervaringen?

Mijn “dag”, of zelfs werkweek, als junior in de praktijkgroep Corporate Litigation bij Stibbe zal op details verschillen van de dag of werkweek van Lotte. Langs grote lijnen loopt het gelijk: Woudschoten, Law Firm School en een groot diep bad met dingen die zó logisch zijn dat ze geen uitleg behoeven – behalve misschien voor de stagiair als ik die toch even moet nakijken wat nou het verschil is tussen completion accounts en locked box.

De verschillen zitten voor zover ik kan zien in de concrete dagbesteding: ik zit op een procespraktijk. Wat mij het meest hieraan verraste is de nadruk op het feitenrelaas, naast of als basis van de juridische techniek. Het verhaal moet overtuigen. En daarvoor ben ik de hele dag niet alleen bezig met het verzamelen en wegen van puzzelstukjes die in elkaar moeten klikken – of ten minste lijken te klikken, maar vooral met het schrijven en herschrijven.

Deze “dag uit het leven” van een jonge advocaat is niet zó radicaal anders dan mijn dagen als geschiedenisstudent aan de University of York. Op grote lijnen zijn de verschillen natuurlijk enorm: ik had geen structurele stroom aan e-mails. Maar het detailwerk – het verzamelen van feiten en schrijven van een overtuigend verhaal – is nagenoeg hetzelfde.

Arnaldo Momigliano, volgens Donald Kagan (Sterling Professor of Classics & History aan Yale) ’the world’s leading student of the writing of history in the ancient world’, schreef dat geschiedenis als discipline begon op het snijpunt van medicijnen en de rechtspraktijk. De techniek van het analyseren van specifieke gevallen en hun natuurlijke oorzaken kwam uit de geneeskunde, de literaire stijl uit de rechtszaal. Een andere grote Italiaanse historicus een generatie later dan Momigliano, Carlo Ginzburg, vulde aan dat de business van de historicus bestaat uit evidentia in narratione. Dit houdt in dat zowel de advocaat als de historicus moeten overtuigen met effectieve argumentatie.

De band tussen geschiedschrijving en het recht kan tot scherpe maar soms nodige kritiek leiden. In Momigliano’s The Judge and the Historian: Marginal Notes on a Late-Twentieth-Century Miscarriage of Justice (1999) corrigeert de historicus de rechtspraak. Niet waar het aankomt op de kwalificatie van de feiten, maar op het vaststellen van de feiten zelf.

Mijn eerste eigen zaak is aanmerkelijk minder dramatisch, maar een deel van het gereedschap wat ik nu gebruik heb ik vooral geleerd tijdens mijn training als historicus.

Het antwoord op mijn vraag hierboven laat zich met gemak raden. Geen paar ervaringen is identiek – the devil is in the details.