Het blijven versterken van de rechtsstaat en meer aandacht voor de mentale gezondheid van jonge advocaten. Dat zijn twee van de speerpunten van Emilie van Rijckevorsel-Teeuwen en Jasper Stek, sinds 1 september deken van de Amsterdamse orde. Hoe bevalt het deze nieuwe co-dekens, wat staat er in hun agenda en wat doen ze zelf om mentaal fit te blijven? Het ABB sprak met hen.
Tekst: Anneke den Hartog
Hoe bevallen de eerste drie maanden?
JS: “Heel goed.”
EvRT: “Afwisselend werk.”
Is het zoals u dacht dat het zou zijn?
JS (schiet in de lach): “Nee! Ik had natuurlijk wel een vaag idee, en we zijn grondig ingewerkt door de vorige dekens maar ik had kennelijk toch niet goed door wat er dan allemaal op je afkomt.”
E : “Nee, totaal niet.”
Kunt u dan iets noemen wat in uw agenda staat en waarvan u denkt: huh?
JS: “Niet één ding, dat overkomt me nu nog voortdurend. Maar dat hoort er een beetje bij en is ook wel leuk, en binnenkort zal dat wel minder worden.”
Kende u elkaar al?
EvRT: “We waren beiden trainer ethiek bij de beroepsopleiding advocatuur. De reden dat ik het dekenaat graag samen met Jasper als co-deken wilde vervullen, is zijn persoonlijkheid: ik vind Jasper een heel aardige vent en hij is rustig en bedachtzaam.. Dat vind ik goede eigenschappen voor iemand met wie je een duobaan gaat vervullen, en overigens ook voor een deken. Jasper is bovendien actief op een ander rechtsgebied; het ondernemingsrecht, aandelenkwesties. En hij zat in het college van afgevaardigden en de raad van discipline, dus hij is ook al langer actief binnen het ordelandschap. Ik vind het essentieel voor deze baan dat je complementair bent en bovenal dat je goed samen door een deur kunt. Je werkt per slot van rekening fulltime samen.”
JS: “En als we toch complimenten gaan uitdelen: Emilie is empathisch, sociaal en verbindend en heeft ook nog een schat aan ervaring in het tuchtrecht. De ideale partner voor het dekenaat.”
EvRT: “Wat mij trouwens deze eerste maanden vooral is opgevallen is dat je hier een heel kantoor hebt. Dat klinkt gek, maar dat had ik me toch onvoldoende gerealiseerd. Dat je als deken heel inhoudelijk bezig bent samen met de 25 medewerkers van het bureau.”
JS: “Wat dat betreft zijn we natuurlijk ook terechtgekomen in een organisatie die al helemaal stond. Onze voorgangers hebben dat supergoed neergezet waardoor je in een gespreid bedje terechtkomt en op veel gebieden ontzorgd wordt.”
Emilie van Rijckevorsel-Teeuwen (1978) is ruim twintig jaar advocaat en gespecialiseerd in tucht- en gedragsrecht, beroepsaansprakelijkheid en compliance. Zij heeft gepubliceerd over de zorgplicht en aansprakelijkheid van advocaten en notarissen. Emilie was tot voor kort hoofddocent beroepsethiek bij de beroepsopleiding van de NOvA en docent ethiek bij de Law Firm School en tuchtrechter. Sinds 2025 is zij deken van de Amsterdamse Orde van Advocaten. Samen met Jeroen Mencke heeft zij het advocatenkantoor Van Rijckevorsel Mencke opgericht.
Jasper Stek (1964) begon zijn carrière bij NautaDutilh en is een van de oprichters van Stek Advocaten en gespecialiseerd in ondernemingsrecht. Hij is sinds 1 september 2025 co-deken van de Amsterdamse Orde van Advocaten. Eerder was hij lid van het college van afgevaardigden en van de raad van discipline.
Was het een droom voor u, deken worden?
“EvRT: Nee, dat kan ik niet zeggen. Voordat ik rechten ging studeren ben ik drie keer uitgeloot voor geneeskunde. Ik wilde graag arts worden, het leek mij mooi om op die manier met mensen bezig te zijn. Ik vind de interactie tussen mensen ook het leukste aan de advocatuur.”
JS: “Drie keer uitgeloot?! Dat wist ik niet. Wat een geluk voor ons.
Voor mij was het een beetje vergelijkbaar. Ik kom niet uit een advocatenfamilie, mijn vader is econoom, mijn moeder docent Engels. Ik wist niet wat ik wilde worden en ben toen maar rechten gaan studeren. Op een gegeven moment dacht ik: Ja Jasper, je moet straks toch ergens aan de bak. Ik ging bij een advocatenkantoor studentstage lopen, wat verrassend leuk bleek te zijn. Toen ik mocht blijven heb ik dat gedaan.”
Maar u heeft beiden kennelijk nooit meer gedacht: ik ga wat anders doen.
EvRT: “Ik heb er wel aan gedacht om mediator te worden, en daar toen de opleiding voor gedaan. Ik ben toen naast mijn praktijk als tuchtrechter in de raad van discipline gegaan, en daarna in de raad van orde. En veel gaan doceren.”
JS: “Ik heb nog een tijdje in het bedrijfsleven rondgelopen maar miste de advocatuur. En vergeet niet: we hebben allebei ons eigen kantoor opgericht. Dan ben je natuurlijk met van alles bezig, en is je werk anders dan wanneer je altijd op een groot kantoor aan dezelfde zaken werkt.”
Hoe bent u ingewerkt als deken?
EvRT: “Heel goed. We hebben maanden meegelopen. De vorige dekens, Jacqueline Schaap en Barbara Rumora Scheltema deden dat ook heel open: geen mooi-weer- spelerij. Vanaf het begin lieten ze ons weten: dit is ingewikkeld, dit gaat goed, dit doen we zo, dat op die manier. En ze hebben ons laten zien hoe je de taken goed kunt verdelen. Heel nuttig, maar als je dan op 1 september begint…” (lacht) “Is het toch weer heel anders!”
Zijn er onderwerpen waarvan u dacht: als ik straks aan de knoppen zit….
JS: “Nee, niet op die manier. Ik ben heel positief over de vorige dekens. Ook ik vind het belangrijk om te blijven werken aan versterking van de rechtsstaat, de positie van de advocatuur daarin, en om het werk voort te zetten dat de vorige dekens voor de togadriehoek hebben verzet. Dat staat voor ons hoog op de agenda.”
Wat betekent dat concreet: hoog op de agenda?
EvRT: “Morgenochtend hebben wij bijvoorbeeld een bijeenkomst met de togadriehoek: president rechtbank, hoofdofficier van justitie en wij. En we betrekken er ook jongeren bij. Daar is in maart weer een bijeenkomst voor gepland. We gaan een seminar organiseren over een rechtsstatelijk antwoord op klassenjustitie, met andere woorden: wat staat ons te doen om discriminatie te voorkomen. We gaan met dit onderwerp dus verder waar de vorige dekens zijn gebleven.”
JS: “Het is goed om die contacten met de ‘ketenpartners’ te onderhouden: met de president van de rechtbank, de hoofdofficier van justitie, de president van het hof, en de signalen die we van hen ontvangen en die wij ook aan hen kunnen geven. Hoe een bepaalde zitting is ervaren of hoe een rechter zich heeft opgesteld. En we zijn niet alleen aanwezig bij de beëdiging van advocaten, maar ook bij de installatie van rechters en officieren van justitie. Daar vertellen we dan iets over de advocatuur en de rol daarvan binnen de rechtsstaat. Anders gezegd: het is dus niet zo dat we een geheel nieuwe koers zullen varen. Eerder dat hier en daar de accenten anders zullen liggen. Jij, Emilie, wilt bijvoorbeeld meer aandacht voor de geestelijke gezondheid van advocaten.”
Toch nog arts-invloeden?
EvRT: “Misschien, maar ik denk vooral dat mijn werk als docent ethiek in de beroepsopleiding daaraan heeft bijdragen. Ik sprak wekelijks jonge advocaten die worstelen met hun geestelijke gezondheid. Dat speelt niet alleen in de advocatuur, maar veel breder en vooral bij jonge mensen. Daar zijn deze maand toevallig twee rapporten over verschenen, van het RIVM en het Trimbos Instituut.”
Waar zag u hen dan mee worstelen?
EvRT: “Ik zag, en zie, dat ze inhoudelijk supergoed zijn, en tegelijkertijd erg onzeker. ‘Keeping up appearances’ naar hun kantoor toe. Het is niet alleen de werkdruk, ook de sociale druk speelt mee: ‘hoor ik er wel bij?’ De hele dag en nacht door appjes en andere prikkels. Het is dan zo waardevol dat je in die ethieksessies daar in alle openheid over kunt spreken. En wat ik dan hoor…. Ik vind het zorgelijk dat de helft van de groep zegt dat zij daar nooit over spreken tenzij je het in zo’n sessie aan de orde laat komen.”
Wat kunt u tijdens die lessen voor hun betekenen?
EVRT: “Om te beginnen een luisterend oor bieden. Ik vertel over ervaringen die ik van anderen hoor, maar ook over mijn eigen ervaringen. Ik merk dat dat goed helpt. Dat ze het gevoel krijgen dat ze niet alleen zijn. En ook manieren vinden hoe ze ook open kunnen zijn naar hun kantoorgenoten. Daar wil ik als deken ook een rol in vervullen.”
‘Open zijn naar kantoorgenoten’, is dat niet makkelijk gezegd, als u zelf meer dan 20 jaar ervaring hebt op dat gebied?
JS: “Toen wij samen die cursus ethiek gaven, vertelde jij aan de groep over een fout die je zelf had gemaakt.”
EvRT: “Klopt. Ik had toen inderdaad zelf een klacht tegen mij lopen. Waardoor zij dachten: Oooh… het hoeft niet altijd perfect te zijn! Ik denk namelijk dat dat beeld wel bestaat: ‘alles wat ik doe moet perfect zijn, en als het niet perfect is, dan houd ik dat voor me.’”
JS: “Jij liet zien dat je dat juist moet delen. Dat werkte heel goed, vond ik.”
Wat doet u zelf om metaal fit te blijven?
JS: “Tennissen, hardlopen en koken. Voegt daaraan toe: “wel liefst met voorgesneden groenten.”
EvRT: “En ik ga zwemmen. Heel ontspannend. Ik neem daarnaast tijd om boeken te lezen en ik probeer elke dag op tijd te stoppen met werken. Maar vraag het me over drie jaar nog maar eens!”
Uw tweede speerpunt heeft met omgangsvormen te maken.
EvRT: “Het is in het belang van de rechtzoekende dat advocaten op een goede manier met elkaar omgaan. Daar wil ik de komende tijd wel meer aandacht aan besteden. Wat is de beste oplossing voor een cliënt? Daarvoor is de verbinding tussen advocaten nodig: dat je op een normale manier met elkaar omgaat, en dat advocaten er niet meteen met gestrekt been ingaan.”
Hoe bedoelt u dat?
EvRT: “Ik zie het in de klachten die we hier behandelen, maar ook in mijn huidige praktijk. Dan krijg ik een mail van de advocaat wederpartij: ‘binnen drie dagen wil ik dit, en zo niet, dan kort geding’; meteen dreigen met claims… Dan denk ik: hoezo? Bel mij eerst even! Zelf pak ik geregeld de telefoon: ‘Onze cliënten hebben een groot probleem, hoe gaan we dat oplossen?’ Vaak leidt zo’n gesprek tot een beter resultaat. Die rol: zorgen voor verbinding om tot een beter resultaat te komen voor de rechtzoekende, vind ik heel belangrijk voor Jasper en mij, juist in het kader van de kernwaarde partijdigheid.”
Amsterdam is het grootste arrondissement met bijna 7000 advocaten. Hoe gaat u ervoor zorgen dat u er voor alle advocaten in de stad bent?
JS: “Goeie vraag, hoe bereik je iedereen – want dat willen we wel – van eenpitter tot advocaten op een groot Zuidas-kantoor? Om te beginnen: we nodigen alle advocaat-stagiaires hier uit op kantoor om kennis te maken. Dat is een moment aan het begin van hun opleiding waarop ze ons daadwerkelijk zien, en wij hún kunnen laten zien wat het ordebureau en wij als deken voor hen kunnen betekenen. We vinden het belangrijk dat advocaten ons weten te vinden en daarom zijn we ook bij beëdigingen, bij het praktizijnsdiner, bij de opening gerechtelijk jaar en meer van dat soort evenementen. Daar begint het mee. En verder is het een zaak van in praktijk brengen, bijvoorbeeld met kantoorbezoeken. Ook daar moet de boodschap zijn dat we er niet alleen zijn om te beoordelen of te bekritiseren, maar juist ook om te steunen. Dat gaat over de hele breedte van de advocatuur: van de Zuidas tot de sociale advocatuur en alles wat daar tussenin zit.”
Waar bestaat die steun uit?
JS: “Een voorbeeld: we hebben regelmatig te maken met advocaten die bedreigd worden. Die komen ook uit alle hoeken van de stad, en die kunnen we vaak helpen, bijvoorbeeld door ervoor te zorgen dat ze meteen contact hebben met het OM. We moeten zelf goede pers creëren: advocaten die tegen elkaar zeggen dat ze echt iets aan de deken gehad hebben. Maar goed, dat bereik je door daadwerkelijk te steunen en daadwerkelijk beschikbaar te zijn voor overleg, een dekenadvies of nog weer wat anders.”
EvRT: “Dat willen we ook voor de sociale advocatuur in de stad. Vorige week waren we bij het symposium ter gelegenheid van 50 jaar sociale advocatuur: een inspirerende bijeenkomst. Het zou mooi zijn als we de komende jaren voor elkaar krijgen dat daar meer aandacht voor komt, bijvoorbeeld al in de studie. Op dit moment probeert de Amsterdamse orde ook al startende sociaal advocaten met elkaar in contact te brengen, om kennis te delen en hun netwerk uit te breiden. Dat is een begin om hen te bereiken en voor verbinding te zorgen.”
Boekentips van de deken:
Emilie van Rijckevorsel-Teeuwen: “Ik lees momenteel De Nachtegaal van Kristin Hannah.”
Jasper Stek: “Valentino & De Moeder van Natalia Ginzburg.”

