Rachel Imamkhan is advocaat in Amsterdam en staat Nederlanders bij die in het buitenland gedetineerd zitten, soms onder erbarmelijke omstandigheden. In 2005 richtte zij de onafhankelijke stichting PrisonLAW op, waar inmiddels zaken van over de hele wereld worden behandeld. Haar cliënten zijn vaak kwetsbaar en altijd eenzaam – Imamkhan zorgt ervoor dat zij niet vergeten worden. In 2019 genoot zij landelijke bekendheid door bijstand aan Roelf B., de Nederlandse atleet die wordt verdacht van drugshandel op het Sziget-festival in Hongarije. Tijd voor Vijf vragen aan Rachel Imamkhan.

Door: Luce Smithuijsen en Nick van den Hoek

 

 

1. Hoe beïnvloedt de uitbraak van het coronavirus uw praktijk?

Het coronavirus raakt iedereen: alle landen, alle generaties en alle sociale lagen. Voordat de eerste besmettingen in Europa waren geconstateerd, was ik op bezoek bij Nederlandse gedetineerden in Azië. Dit soort bezoeken vormen een belangrijk onderdeel van mijn werk voor PrisonLAW. Door de uitbraak van het virus mocht bezoek in de gevangenis slechts plaatsvinden onder de nodige voorwaarden, zoals het dragen van een mondkapje en handschoenen.

Inmiddels zijn wereldwijd alle gevangenissen vanwege het besmettingsgevaar van buitenaf op slot gegaan. Deze maand zou ik op bezoek gaan bij meerdere gedetineerden in Europa en de Verenigde Staten. Door het virus zijn alle reizen voor de komende maanden geannuleerd. Het virus heeft dan ook grote gevolgen voor de mate waarin ik mijn beroep kan uitoefenen en Nederlandse gedetineerden in het buitenland bij kan staan.

 

2. Welke gevolgen heeft de coronacrisis op gedetineerden in het buitenland?

Over het algemeen heeft detentie in het buitenland vaak al een enorme impact. Dit heeft te maken met factoren als fysieke afstand, andere (slechtere) detentieomstandigheden, andere culturele omgangsvormen en daaraan gerelateerd ook de taalbarrière. De uitbraak van het coronavirus voegt daar nu aan toe dat gedetineerden overal ter wereld letterlijk en figuurlijk afgesloten zijn van de buitenwereld. Zo zijn in een Japanse gevangenis gedetineerden besmet geraakt door het gevangenispersoneel, dat het virus van buiten naar binnen bracht. Deze gevangenis is daardoor al in een vroeg stadium op slot gegaan voor bezoekers. In een gevangenisinstelling kan een virus zich logischerwijs snel verspreiden, met alle risico’s van dien. Dit is vooral urgent in landen waarin de detentieomstandigheden sowieso al te wensen over laten.

Zoals gezegd zou ik, na mijn terugkomst uit Azië, deze maand naar de Verenigde Staten vliegen om een aantal kwetsbare gedetineerden te bezoeken. Eén van hen is de heer Jaitsen Singh, die inmiddels al 36 jaar vast zit en nu 75 jaar oud is. Momenteel verblijft de heer Singh gezien zijn slechte gezondheid in een medische gevangenis. Echter, wegens een tekort aan medische faciliteiten die het coronavirus het hoofd zouden moeten bieden, worden momenteel alle besmette gedetineerden naar deze gevangenis overgeplaatst. Dit is een bijzonder schrijnende situatie. De wetenschap dat het coronavirus vooral voor ouderen en mensen met een slechte gezondheid zeer gevaarlijk kan zijn, maakt deze ontwikkeling extra zorgwekkend. De Verenigde Staten kent daarnaast een gevangenissysteem waarin overvolle, dichtbevolkte cellen, structurele barrières voor sociale onthouding, slechte hygiëne en beperkte sanitaire mogelijkheden aan de orde van de dag zijn. Hierdoor zou een uitbraak rampzalige gevolgen kunnen hebben. Dit geldt niet alleen voor de heer Singh, maar voor honderden Nederlandse gedetineerden die in het buitenland onder slechte detentieomstandigheden verblijven.

De specifieke groep kwetsbare gedetineerden – ouderen zoals de heer Singh of mensen met een slechte gezondheid – mag nu niet vergeten worden. Veel detentiecentra zijn niet in staat om verspreiding van het virus in te dammen wegens een tekort aan cellen en personeel. Om die reden worden in sommige landen gevangenen tijdelijk vrijgelaten. In andere landen nemen de spanningen in de cellencomplexen flink toe. Vanuit Nederland zou gekeken kunnen worden of voor de groep gedetineerden die zich in de risicogroep bevindt alsnog een vrijlating op humanitaire gronden ondersteund zou kunnen worden, gelet op deze bijzondere omstandigheden.

 

3. Wat is de kans dat Roelf B. zijn eventuele straf in Nederland mag uitzitten?

Het is van belang dat Nederlandse gedetineerden in het buitenland goed terugkeren in de Nederlandse samenleving en gecontroleerd resocialiseren in onze maatschappij. Om die reden is het van sociaal belang dat een gedetineerde zijn of haar straf verder mag ondergaan in Nederland middels een zogeheten strafoverdrachtsprocedure. Dit is overigens geen recht, maar een gunst die aan de gedetineerde verleend kan worden onder bepaalde voorwaarden.

Aangezien Roelf B. gedetineerd is in Hongarije, dat deel uitmaakt van de EU, geldt voor zijn strafoverdracht de WETS (Wet Wederzijdse Erkenning en Tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke Sancties). Na een onherroepelijk veroordeling kan elke gedetineerde binnen de EU onder dit instrument een verzoek tot strafoverdracht indienen. Daarbij wil ik nogmaals benadrukken dat Hongarije noch Nederland verplicht is hieraan mee te werken. Het is nu nog te vroeg om te voorspellen of Roelf B. zijn straf in Nederland kan ondergaan. De procedure van strafoverdracht kan pas van start gaan als sprake is van een definitieve, onherroepelijke veroordeling. Momenteel is de rechtszaak van Roelf B. echter uitgesteld door de coronacrisis. Pas na een onherroepelijke veroordeling kan een eventuele WETS-procedure worden opgestart.

 

4. U staat veelal Nederlanders bij die in het buitenland gedetineerd zitten. Welk type zaken ziet u vooral voorbij komen?

Vanuit Stichting PrisonLAW komen veel schrijnende zaken binnen. Het gaat hierbij veelal om zeer kwetsbare gedetineerden. De meesten zijn door schulden in de problemen geraakt en zien geen andere uitweg dan drugs te smokkelen, in de hoop opnieuw te kunnen beginnen met een schone lei. Sommigen worden tot de drugssmokkel aangezet of gedwongen door anderen. Denk aan jonge vrouwen die geronseld worden door loverboys, of gedetineerden die een (licht) verstandelijk beperkt vermogen hebben. Ook zijn er gedetineerden die tijdens een vakantie ineens in de problemen raken. Denk hierbij aan dodelijk verkeersongelukken, vechtpartijen of door het verstrijken van een tijdelijk visum.

Toch gaat het in veel gevallen om drugs. In de meeste andere landen zijn de drugswetten een stuk strenger dan in Nederland. Zo kan het bezit van een klein beetje hasj of wiet soms een jarenlange gevangenisstraf opleveren, of nog erger. In Singapore, Indonesië en Thailand kun je bijvoorbeeld de doodstraf krijgen voor het bezit, gebruik of de handel in drugs. Er bestaat geen onderscheid tussen soft- en harddrugs zoals wij dat in Nederland kennen. Daarnaast heeft gevangenschap in zulke landen verregaande fysieke en mentale gevolgen. Gedetineerden zitten soms vast in mensonterende omstandigheden en complete isolatie. Velen voelen zich niet gehoord of gesteund vanuit Nederland. PrisonLAW richt zich juist op deze groep gedetineerden, die vaak vergeten wordt, omdat wij van mening zijn dat ook deze mensen recht hebben op juridische bijstand.

 

5. Wat zou er volgens u moeten veranderen om Nederlandse gedetineerden gemakkelijker naar Nederland te krijgen?

Internationale samenwerking en de overdracht van vonnissen en gevonniste personen berust allereerst op een wederzijds vertrouwen tussen landen in elkaars rechtssysteem. Het gaat daarbij om de beginselen van resocialisatie, straffeloosheid en humanitaire gronden. De wet die strafoverdracht regelt buiten Europa, heet de WOTS: Wet Overdracht Tenuitvoerlegging Strafvonnissen.

Vanuit de toepassing van het Nederlands beleid blijkt er in de praktijk vaak weinig ruimte te bestaan om overbrenging van gedetineerden in te willigen. Echter, in zaken waar Nederland de overbrenging weigert, kan het land van veroordeling alsnog tot uitzetting naar Nederland overgaan door een gedetineerde tot ongewenst persoon te verklaren. Dit heeft tot gevolg dat men alsnog terugkeert, maar dan zonder enige voorbereiding, die wel plaats zou hebben gevonden bij overbrenging. Dit vergroot de kans op recidive.

Nederland stelt zich vaak op het standpunt dat voorkomen moet worden dat het inwilligen van WOTS-verzoeken een “aanzuigende werking” krijgt. Deze “aanzuigende werking” in het beleid wordt vooral in verband gebracht met gedetineerden die zijn veroordeeld voor drugsdelicten. Die gedetineerden zouden bij het plegen van dit soort delicten een afweging maken, waarbij veel gewicht zou worden toegekend aan de mogelijkheid om een deel van een eventuele straf in Nederland uit te zitten.

In veel gevallen is echter geen sprake van dezelfde feiten en omstandigheden. Wie al een keer in het kader van de WOTS naar Nederland is overgebracht, komt niet zonder meer in aanmerking voor een tweede overbrenging. Van een aanzuigende werking kan dan ook niet altijd sprake zijn. Er wordt te weinig gekeken naar individuele gevallen, zoals bij zieke en kwetsbare gedetineerden, waarbij een verzoek tot overbrenging alsnog ingewilligd zou kunnen worden op humanitaire gronden. Momenteel wordt het WOTS-beleid strikt uitgevoerd, zonder te kijken naar de gevolgen voor het individu en de omgeving. Het zou raadzaam zijn om in dit soort specifieke overbrengingszaken oplossingsgericht te werken en waar mogelijk maatwerk toe te passen. De Ombudsman heeft hiervoor al in 2014 al een aanbeveling gedaan. Helaas heeft dit tot op heden niet tot gewenst effect geleid.