Dit keer doet het Amsterdams Balie Bulletin iets ongebruikelijks: wij reizen buiten de stadsgrenzen om een onderwerp te belichten. We begeven ons naar Rijswijk, alwaar het kantoor van het Schadefonds Geweldsmisdrijven zich bevindt. Dit Schadefonds bestaat al sinds 1976 en is sindsdien in hoge mate geprofessionaliseerd. Per jaar worden er circa achtduizend aanvragen behandeld. Uitbreiding van aanvragen ligt in de lijn der verwachting van het Schadefonds. Reden genoeg voor het ABB om deze organisatie en de voorzitter van de Commissie Schadefonds, de heer Ludo Goossens, onder jullie aandacht te brengen, met name omdat advocaten een belangrijke rol kunnen spelen in het doorverwijzen van slachtoffers van geweldsmisdrijven naar het Schadefonds.

Door: Lara Smeets en Soeradj Ramsanjhal

Het Schadefonds vindt zijn wortels in de leer van het abolitionisme, welke leer in Nederland zeer bekend is gemaakt door Louk Hulsman. Deze leer houdt kort gezegd in dat het strafrecht afgeschaft dient te worden, aangezien andere vormen van conflictafhandeling – zoals contact tussen dader en slachtoffer of nabestaanden – een beter resultaat zouden opleveren. Met andere woorden: creëer een voorziening voor de slachtoffers in plaats van alleen maar het blijven uitvoeren van de repressieve kant van het strafrecht.

ludo_goossens

Het doel van het Schadefonds is het vertrouwen van slachtoffers in de samenleving te herstellen. Dit vertrouwen is – in de woorden van Goossens – beschadigd, daar waar de overheid haar taak als beschermer heeft laten liggen. Goossens noemt dit ‘Yin en Yang’: door het strafrecht wordt enerzijds leed toegevoegd – aan de dader door deze op te sluiten – en door het Schadefonds wordt leed deels weggenomen – van het slachtoffer – door het geven van een financiële tegemoetkoming aan het slachtoffer of nabestaanden.

Bij het Schadefonds draait het om het slachtoffer, anders dan in het strafrecht waar de gehele procedure in beginsel om de verdachte draait. Een andere onderscheidende factor van het Schadefonds is dat zij geen hulpverlener is, zoals bijvoorbeeld Slachtofferhulp Nederland, maar namens de overheid is ingesteld om actie te ondernemen. Het Schadefonds staat niet naast je in een procedure, maar ís de procedure.

Uitgangspunt
Een belangrijk uitgangspunt is dat het Schadefonds géén schadevergoeding uitkeert aan slachtoffers; de uitkering is een financiële tegemoetkoming. Het begrip schade is daarom ook misleidend. De hoogte van de tegemoetkoming varieert van enkele honderden euro’s tot maximaal € 35.000. Deze gelden worden gefinancierd door het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Aan ditzelfde Ministerie is het zelfstandig bestuursorgaan Schadefonds Geweldsmisdrijven ook verantwoording schuldig.
Naast het uitkeren van een geldbedrag merkt het Schadefonds dat haar erkenning van de slachtoffers tevens bijdraagt aan het herstel van vertrouwen. Slachtoffers die wellicht op een andere plek niet of onvoldoende als onderdeel van het proces zijn aangemerkt, kunnen bij het Schadefonds bij hun dossierbehandeling een waardige afwikkeling en luisterend oor vinden, hetgeen in sommige gevallen meer waard is dan het geldbedrag.

De organisatie en criteria
Het Schadefonds werkt landelijk. Op het hoogtepunt heeft zij ruim 9.000 aanvragen in een jaar ontvangen, afgelopen jaar waren dat er 6.726. In 2014 zijn er 6.781 primaire beslissingen genomen en 458 bezwaarschriften behandeld. Alle aanvragers worden gehoord (telefonisch of op locatie) alvorens er een besluit wordt genomen.
De beoordeling van de dossiers en de vaststelling van een eventuele tegemoetkoming wordt uitgevoerd door medewerkers van het bureau van het Schadefonds. Deze afdeling bestaat uit 80 medewerkers die dagelijks de aanvragen in behandeling nemen. Naast het bureau is er de Commissie. De Commissie, onder leiding van Goossens, stelt het beleid vast en beslist op bezwaarschriften. De Commissie is multidisciplinair (juristen, psychologen, etc.) vastgesteld, waardoor het beleid breed wordt opgezet. In alle fasen is er sprake van een actieve begeleiding door juristen.
Hoewel er sinds de oprichting van het Schadefonds een aantal positieve ontwikkelingen in het civiel- en strafrecht is waargenomen, waardoor er op het gebied van compensatie van slachtoffers veel meer mogelijk is, is de organisatie toch tot op de dag van vandaag van groot belang voor slachtoffers. Het is namelijk in veel gevallen nog steeds denkbaar dat het slachtoffer nergens anders terecht kan. Denk hierbij aan gevallen dat geen verdachte is aangehouden, er geen mogelijkheid is voor een voeging in een strafproces, er geen mogelijkheid is tot het instellen van een civiele vordering of dat de civiele vordering niet (voldoende) kan worden bewezen. Een verzekering geeft daarnaast ook niet altijd dekking. In deze gevallen is het Schadefonds er om toch te voorzien in een behoefte.
De standaardcriteria waaraan een slachtoffer moet voldoen wil zij in aanmerking kunnen komen voor een tegemoetkoming van het Schadefonds, zijn als volgt:

  • ernstig (psychisch) letsel;
  • een opzettelijke geweldsmisdrijf;
  • een geweldsmisdrijf dat heeft plaatsgevonden na 1 januari 1973 in Nederland;
  • een misdrijf waarbij het slachtoffer geen eigen aandeel heeft;
  • de schade is niet op een andere wijze (volledig) vergoed;
  • een aanvraag is ingediend binnen de wettelijke termijn, te weten drie jaar na de datum waarop het geweldsmisdrijf is gepleegd, hoewel het Schadefonds hier flexibel mee omgaat.

Het Schadefonds kan naast de uitvoering van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven signalen doorgeven aan het Ministerie van Veiligheid en Justitie over knelpunten in de wettelijke criteria of over doelgroepen die niet of onvoldoende gebruik kunnen maken van de voorzieningen voor gelden. Het Ministerie kan dan eventueel deze wet daarop aanpassen of een tijdelijke regeling in het leven roepen. Op dit moment voert het Schadefonds drie tijdelijke regelingen uit, te weten ‘Tijdelijke regeling uitkeringen seksueel misbruik in jeugdzorginstellingen en pleeggezinnen’, ‘Het statuut afhandeling van civiele vorderingen tot schadevergoeding seksueel misbruik’ en de ‘Subsidieregeling overvallen’. Deze laatste regeling heeft een bijzonder karakter, aangezien deze voorziet in een tegemoetkoming in de kosten van het nemen van preventieve maatregelen die worden gemaakt nadat er een overval is gepleegd.
Het Schadefonds kent een tegemoetkoming toe indien er sprake is van (i) een onderbouwde aanvraag en (ii) steunbewijs. Het verhaal van het slachtoffer geldt altijd als uitgangspunt. Als steunbewijs kan bijvoorbeeld dienen een aangifte, een verklaring van een getuige of in bijzondere situaties zelfs een verklaring van een derde die het verhaal van de aangever uit zijn mond heeft gehoord. Uit deze criteria volgt niet dat een dader is vereist of dat er sprake moet zijn van een lopend onderzoek. Ook is een aangifte geen harde eis, hoewel dit de zaak wel ondersteunt. Ongeveer tweederde van de aanvragen wordt toegewezen. Hoewel de eisen niet moeilijk lijken te omzeilen is er vanwege de zorgvuldigheid van het bureau bijna geen sprake van fraude. In de afgelopen jaren is er slechts door een handvol mensen misbruik gemaakt van deze voorziening. In alle gevallen is direct aangifte gedaan.

Doorverwijzen
De wijze waarop slachtoffers bij het Schadefonds terechtkomen verschilt, maar er is een gemene deler: het zijn bijna allemaal verwijzingen. Veel slachtoffers komen binnen via Slachtofferhulp Nederland. Daarnaast onderhoudt het Schadefonds ook contacten met organisaties die zich bezighouden met de opvang van slachtoffers van bijvoorbeeld mensenhandel en jeugdzorg. Op dit gebied kunnen advocaten ook een belangrijke rol spelen.

Territorialiteit
Opmerking verdient dat Nederland op het gebied van tegemoetkomingen aan slachtoffers voorloopt op vele andere landen binnen Europa. Goossens is daarom ook trots op Nederland, maar geeft daarnaast ook direct aan dat er nog veel verbeterpunten zijn. Een van deze punten betreft de samenwerking binnen Europa. De behandeling van de dossiers kan bijvoorbeeld beter geschieden vanuit de benadering vanuit het slachtoffer. Op dit moment kan het Schadefonds een Nederlander die slachtoffer is geworden van geweld in Italië alleen doorverwijzen naar een vergelijkbare instantie in Italië, omdat het feit niet plaatsvond in Nederland. Dit terwijl het slachtoffer wel onderdeel is van onze maatschappij.

Amsterdam
Vanuit Amsterdam zijn er in de afgelopen drie jaren ruim 2.000 aanvragen ontvangen. Hoewel er aanzienlijke aantallen aanvragen worden verwerkt, heeft het Schadefonds de ambitie om nog verder te groeien. Er zijn nog steeds mensen die niet op de hoogte zijn van de voorzieningen die voor hun als slachtoffer gelden. Goossens geeft aan dat er voldoende financiële middelen zijn om verdere groei te realiseren. Het gemiddelde uitgekeerde bedrag bedroeg in 2014 € 3.161. In totaal is er in 2014 € 13.614.601 als tegemoetkoming aan slachtoffers van geweldmisdrijven of slachtoffers die vallen onder de diverse tijdelijke regelingen uitgekeerd.

ludo_goossens_trap

Ludo Goossens
Uiteraard willen wij de persoon van Goossens nog kort belichten. Hij doet dit werk, naast zijn baan als rechter, namelijk in zijn vrije tijd.
Goossens heeft een interessante achtergrond. Hij is in het verleden plaatsvervangend hoofdofficier van justitie in Amsterdam geweest, rechter op Curaçao, hoofd van de strafsector van de rechtbank Rotterdam en voorafgaand aan de acceptatie van zijn functie als voorzitter van het Schadefonds was hij hoofdofficier in arrondissement Zutphen. Zijn loopbaan speelde een grote rol in zijn leven, totdat hij in 2008 een beroerte kreeg. Vanwege deze ingrijpende gebeurtenis heeft hij enige tijd in een Amsterdams revalidatiecentrum doorgebracht. ‘Ik wilde anders naar de wereld kijken’ zegt Goossens. Nadat hij weer aan het werk ging, heeft hij bijna achttien maanden doorgebracht op zijn oude werkplek. Hij besefte echter dat hij nog wel vakinhoudelijk bezig wilde zijn, maar met meer maatschappelijke relevantie en zich minder wil richten op management en macht. Door deze afweging heeft hij zijn functie van hoofdofficier ingeruild voor rechter, waardoor er ruimte ontstond om te focussen op andere zaken. De inkt op de aanstelling was nog niet droog of Goossens werd door Jos Poell, de toenmalige voorzitter van het Schadefonds, benaderd om het stokje over te nemen.

Hij is aangetreden bij het Schadefonds in 2011, toen de organisatie 25 jaar bestond. Goossens is één à twee dagen per maand werkzaam bij het Schadefonds. Dit doet hij in zijn vrije tijd of door vakantiedagen in te leveren. Dat geldt overigens voor de hele Commissie. De reden dat de medewerkers bij het Schadefonds dit volhouden, is omdat zij gegrepen raken door wat zij zien en horen in de praktijk. Iedereen heeft gesprekken met slachtoffers en de verhalen die langskomen zijn emotioneel en bijzonder.
Sinds 2011 is het Schadefonds verder geprofessionaliseerd en een stuk transparanter en opener geworden. Aan deze kenmerken wordt echter nog steeds hard gewerkt. De aanstellingstermijn van Goossens is recent met nog eens vier jaar verlengd. Goossens heeft voor deze termijn mooie plannen in de kast liggen, bijvoorbeeld door het leveren van een bijdrage aan de verandering van de rechtscultuur in Nederland. Een concrete uitwerking hiervan is de term ‘mishandeling’ binnen het bereik van het fonds uit te breiden. Uit zijn praktijkervaring heeft Goossens geleerd dat een aanzienlijk deel van het leed wordt veroorzaakt door psychische mishandeling. Deze slachtoffers hebben recht op meer hulp. De rechten van deze groep zijn thans onvoldoende gewaarborgd in ons systeem.

Uiteraard noemt Goossens een aantal voorbeelden van slachtoffers die Goossens hebben gegrepen. Hoewel hij elke zaak bijzonder vindt, is hem één zaak in het bijzonder bijgebleven. Het ging hier om een jonge vrouw die het slachtoffer was geworden van mensenhandel. Zij heeft jarenlang achter het raam moeten werken in zowel Utrecht als Amsterdam. Haar handelaar was in de strafrechtprocedure op technische punten vrijgesproken en ook een civiele vordering mocht niet baten. Zij kon zich nergens op beroepen. Via het Schadefonds is zij enorm geholpen. Niet alleen omdat zij eindelijk een luisterend oor vond, maar ook omdat het Schadefonds haar weer een toekomst heeft gegeven door het verstrekken van een financiële tegemoetkoming, waarmee zij haar droom, het volgen van een grafische opleiding, kon laten uitkomen. Voor de toekomst juicht Goossens toe dat het Schadefonds een tegemoetkoming kan geven in de vorm van het betalen van bijvoorbeeld een opleiding – zoals genoemd in dit voorbeeld – in plaats van de geldelijke uitkering. Goossens streeft al jaren naar de dejuridificering van de regelingen om op die manier de mogelijkheden uit te breiden om meer persoonsgebonden hulp te kunnen bieden.
Goossens sluit af met de opmerking dat er nog veel werk verricht moet worden aangaande de emancipatie van het slachtoffer. Deze emancipatie werkt als het aan hem ligt twee kanten op. Zo krijgt het slachtoffer aan de ene kant een volwaardiger rol, maar aan de andere kant dient zij deze rol ook te dragen. Hiervoor is ‘empowerment’ van slachtoffers vereist. In de daderkolom wordt deze rol bijvoorbeeld ondersteund door reclassering. In de kolom van het slachtoffer kan de empowerment in Nederland nog grote stappen maken. Voor slachtoffers bestaat nog geen dergelijke voorziening. Voor de realisering van dergelijke plannen is de hulp en inzet vereist van zowel de betrokken instanties als de wetgever. We zijn benieuwd hoe dit zich gaat ontwikkelen.