Jurist en psycholoog Marloes ter Huurne ziet onder meer als opleider bij de Beroepsopleiding Advocaten van de NOvA veel jonge advocaten. Zij ziet dat er nog veel nadruk ligt op ‘gelijk krijgen’ en ander competitief gedrag. In haar vlot geschreven boek ‘Het advocatenbrein’ biedt Marloes ter Huurne op basis van gedragswetenschappelijk onderzoek inzicht in ‘waarom mensen doen wat ze doen’. Het ABB voelde haar aan de tand over het hoe en waarom van dit boek.

Tekst: Nick van den Hoek

In je boek schrijf je ‘Een hele goede jurist is niet per se een hele goede advocaat’. Wat bedoel je daarmee?

“Je kunt een perfect juridisch advies schrijven, maar als het niet aansluit bij de wensen en behoeften van je cliënt, is het effect nul. Om effectief te zijn moet je over intermenselijke vaardigheden beschikken. Je moet willen weten wie je voor je hebt en welke belangen je behartigt. Een focus op het juridische is ontoereikend.”

En dat je jezelf goed kent.

“Daar begint het mee. Het is een paradox: stilstaan bij waarin je tekortschiet voelt niet prettig, maar je moet het doen om te kunnen verbeteren. Dat vergt een optimistische, maar ook zelfkritische houding.”

Je schrijft ook over metacognitie, wat houdt dat in?

“Metacognitie is de vaardigheid om eigen denkprocessen te monitoren en te reguleren, bijvoorbeeld het corrigeren van een vooroordeel. Oftewel, dat je leert reflecteren op het eigen handelen, ‘hoe heb ik het aangepakt en waarom werkte het wel of waarom werkte het niet’. Dat je dus leert je slimheid beter te gebruiken, effect zien te bereiken.” 

Advocaten schijnen hier niet goed in te zijn.

“Amerikaans onderzoek wees inderdaad uit dat de best presterende, slimme, hardwerkende en gedreven rechtenstudenten opvallend laag scoorden op metacognitie. Studenten die goed zijn in het kunnen opdoen van kennis over wetten en regels en het toepassen van die kennis op concrete zaken, blinken uit in de studie, ongeacht hun metacognitieve vermogen. Het wordt echter steeds duidelijker dat de juridische professional in de praktijk naast een dergelijke intelligentie gebaat is bij metacognitie.”

In je boek breek je een lans voor bescheidenheid. Wat is het belang daarvan in de juridische praktijk?

“Een bescheiden persoon houdt rekening met wat hij niet weet. Daarvoor moet je goed kunnen luisteren en openstaan voor ideeën van een ander. Je luistert niet naar de ander als je alleen maar bezig bent met je eigen gelijk. Als je een instelling hebt van ‘ik ben het niet met je eens, maar proof me wrong’, dan ben je intensief aan het leren. Expertonderhandelaars stellen bijvoorbeeld veel meer vragen dan de doorsneeonderhandelaars. Dat is niet alleen nieuwsgierigheid, maar ook bescheidenheid. Bescheidenheid past bij een coöperatieve houding ten opzichte van conflicten en heeft een positieve invloed op samenwerking. Bescheidenheid is iets anders dan onzekerheid, het past naast zelfverzekerdheid. Weten en accepteren dat je niet alleswetend bent en gemotiveerd zijn om zoveel mogelijk te blijven leren.”

Je schrijft dat het mogelijk is om je empathisch vermogen te vergroten, hoe doe je dat?

“Hier zijn interessante onderzoeken naar gedaan. Uit het experiment Changing Lives bleek dat het lezen en bespreken van romans door veroordeelde criminelen recidive met meer dan 25% verlaagde. Het lezen en vervolgens praten over personages, waarbij hardop werd nagedacht en gedachten werden uitgewisseld over motieven en gevoelens van die personages, stimuleerde het inlevingsvermogen van de lezers op een dusdanige manier dat ze dit in real life beter leerden doen.”

“Naast literatuur dragen ook andere kunstvormen bij aan het verhogen van empathisch vermogen. Zowel de verbeeldingskracht die je nodig hebt bij het interpreteren van beeldende kunst als de inleving die komt kijken bij het maken en het luisteren van muziek en het spelen van toneel, blijken het empathisch vermogen te stimuleren.”

Er wordt wel eens gezegd dat advocaten alleen feedback gegeven als het beter moet, hoe komt dat denk je?

“Advocaten zijn kritische individuen. Zo worden ze opgeleid en het is een van de kerncompetenties van het vak. De blik is zoveel mogelijk gericht op te ontdekken fouten en risico’s. Zo beoordelen advocaten niet alleen de zaken die ze behandelen, maar ook zichzelf en elkaar. Dit brengt met zich mee dat binnen een gemiddeld advocatenkantoor bovengemiddeld kritisch naar elkaar wordt gekeken.”

“Als advocaten zich iets meer bewust hiervan zijn en zich realiseren dat dit niet altijd positief is, maar ook een prettig werkklimaat kan belemmeren, kunnen ze proberen om hier wat los van te komen. Er moet ook oog zijn voor het positieve. Naast kritisch zijn op jezelf en anderen hoort er ook plaats zijn voor complimenten en tevredenheid.”

Stel dat je in een omvangrijk, langlopend dossier te maken hebt met een lastige, veeleisende en eigenwijze cliënt, hoe ga je daarmee om als advocaat?

“Bij deze situatie speelt veerkracht een belangrijke rol. Kunnen omgaan met stress vergt namelijk psychologische veerkracht, wat verwijst naar de vaardigheid van het inzetten van persoonlijke kwaliteiten om druk te kunnen weerstaan. Meer algemeen wordt psychologische veerkracht gedefinieerd als de vaardigheid om je op constructieve wijze aan te passen aan leefomstandigheden. Het is een dynamisch proces dat je in staat stelt om na tegenslag te herstellen en te kunnen leren van negatieve ervaringen.”

“Het helpt natuurlijk als je zo’n situatie eerder hebt meegemaakt en er toen mee hebt kunnen omgaan, dat geeft vertrouwen dat het nu ook goed komt. Daarnaast helpt het als je je verhaal over de situatie kunt doen bij collega’s en ze je een hart onder de riem steken door hun vertrouwen in je uit te spreken of tips te geven. Je hebt er ook wat aan als je expliciet stilstaat bij hoe je de omgang met deze cliënt zal aanpakken en je letterlijk voorstelt hoe dat er dan uit zal zien. Door je voorgenomen gedrag van tevoren in te beelden, train je je hersenen voor de daadwerkelijke effectuering ervan. Ook helpt het als je de irritaties en de zenuwen die deze cliënt bij je oproept, onder bedwang weet te houden. Hierbij helpt het als je goed uitgerust bent en over een goede conditie beschikt. Dat laatste speelt een grotere rol bij veerkracht dan we vaak beseffen.”

Marloes ter Huurne heeft zich door een berg aan gedragswetenschappelijk onderzoek gewurmd en daaruit weten te halen welke eigenschappen belangrijk zijn voor een effectieve praktijkvoering. De rode draad van het boek is dat een focus op de juridische aspecten van een zaak in veel gevallen ontoereikend is om het beoogde effect te behalen. Mensen zijn complexe wezens die zich vaak niet laten leiden door ratio. Marloes is duidelijk op een missie om advocaten belangrijke niet-juridische inzichten bij te brengen en is daar wat het ABB betreft goed in geslaagd.