‘Welke rol kiest de jurist wanneer de rechtsstaat in gevaar is? Meebuigen of in opstand komen?’
Sinds de Amsterdamse rechtbank het nieuwe gebouw in gebruik heeft genomen, was het er nog niet van gekomen om de plaquette ter nagedachtenis van de in de Tweede Wereldoorlog omgekomen Amsterdamse advocaten te herplaatsen. Op donderdag 1 mei was het dan zover. Rondom de herplaatsing in de Amsterdamse rechtbank werd een bijeenkomst gehouden ter gedenking en herdenking met een lezing door historicus Raymund Schütz over de advocatuur in de Tweede Wereldoorlog.
Tekst: Diederik Palstra
In de Tweede Wereldoorlog zijn 75 Amsterdamse advocaten ’door ’s vijands toedoen’ omgekomen. Het grootste gedeelte daarvan betrof Joodse advocaten en verzetsstrijders die in een concentratiekamp of door het vuurpeloton waren vermoord. In 1948 waren al twee gedenkstenen geplaatst in het Paleis van Justitie aan de Prinsengracht. Eén daarvan was ter nagedachtenis aan de leden van de rechterlijke macht die door de Duitse bezetter waren vermoord, de andere was ter nagedachtenis aan de Amsterdamse advocaten die tijdens de oorlog waren omgekomen. Daarop stonden echter niet de namen van de omgekomen advocaten. Dat vond de Amsterdamse Raad van Toezicht echter wel passend en in 1956 werd daarom een op perkament gekalligrafeerde lijst opgesteld die de namen bevatte van 72 in de Tweede Wereldoorlog omgekomen advocaten. Deze plaquette hing tientallen jaren in de hal van de oude Amsterdamse rechtbank, maar het was even zoeken naar een plek in het nieuwe gebouw. Nadat verschillende advocaten naar de plaquette hadden gevraagd, werd er besloten om deze een plaats te geven in de advocatenkamer op de derde verdieping van de nieuwe rechtbank. Op donderdag 1 mei was het dan zover. Nadat de plaquette was gepoetst en van een nieuwe lijst voorzien, was er een bijeenkomst georganiseerd rondom de herplaatsing door de rechtbank, de Amsterdamse orde en de Praktzijns-Sociëteit.
Belang van gedenken en herdenken
De bijeenkomst vond plaats in een zaal van de Rechtbank Amsterdam op de vijfde verdieping en werd eveneens bijgewoond door nabestaanden van Maurits van Voolen, één van de advocaten die in de Tweede Wereldoorlog was omgekomen en wiens naam op de plaquette staat. De bijeenkomst was zeer goed bezocht en bijna geen stoel was onbezet. President van de Amsterdamse rechtbank Bart van Megen hield eerst een korte inleiding waarin hij het belang benadrukte om te gedenken en te herdenken, zeker in deze tijden van toegenomen polarisatie en zorgen over het toenemende antisemitisme. Maar ook zorgen over de rechtsstaat, want die staat onder druk zoals de Togadriehoek onlangs ook had laten weten in een opiniestuk in De Telegraaf. Deze bijeenkomst is een goede aanleiding om daar nog eens bij stil te staan, aldus van Megen.
Daarna was Raymund Schütz aan het woord over de advocatuur in de Tweede Wereldoorlog. Schütz is onder meer de auteur van Kille Mist, zijn proefschrift over het notariaat in de Tweede Wereldoorlog. De titel van zijn lezing op deze dag was ‘Wat kunnen wij leren van het verleden voor nu’.
Ook hij benadrukt allereerst het belang van gedenken en herdenken. Twintig jaar of meer geleden herdachten we in zekerheid dat dit nooit meer zou gebeuren en raakte het belang van zo’n plaquette wat buiten beeld. De lijst met namen is ook niet compleet, zo gaf hij aan. We weten dankzij het onderzoek van Joggli Meihuizen dat drie namen ontbreken, te weten de Joodse advocaten S. Bromberg en A. de Leeuw en advocaat en verzetsman A. Meerwaldt. Daarmee komt het totaal van omgekomen advocaten op 75, waarvan er dus slechts 72 op de plaquette worden genoemd. Schütz opperde een aanvullende plaquette voor deze drie ontbrekende advocaten te plaatsen.
De rol van de NAV
Schütz gaf aan dat ‘Smalle Marges’, het boek van Meihuizen over de advocatuur in de Tweede Wereldoorlog, het standaardwerk is over dit onderwerp en dat daarin een aantal zwarte bladzijden worden genoemd. Zo weerde de voorloper van de NOvA, de NAV, gevluchte Duitse advocaten uit het ambt. Ook nam de NAV het niet op voor de Joodse advocaten die uit het ambt werden gezet. Verder waren er advocaten die advieswerk verrichten over juridische structuren om collaboratie te faciliteren. De NAV deed in die zin niets om de rechtsstaat te beschermen. Eén van de oorzaken daarvoor was een manco in de beroepsethiek, aldus Schütz. Dit gold overigens ook voor andere beroepsgroepen zoals notarissen en ambtenaren.
Moreel leiderschap
Nu, 80 jaar later, roept deze herdenking op tot actie, aldus Schütz, want de rechtsstaat staat onder druk. We kunnen niet alleen maar rustig gedenken en herdenken. Er is de toeslagenaffaire geweest, waar de overheid zelf de rechtsstaat heeft geschonden. Het gevolg is dat de overheid door sommige groepen niet meer als beschermend wordt gezien, maar eerder als bedreigend. Dit benadrukt het belang van een goed functionerende sociale advocatuur. Juristen dienen zich voor de rechtsstaat in te zetten, zodat burgers worden beschermd. Zij dienen de rechtsstaat niet te schaden. Juristen zouden het recht meer moeten zien als een instrument om rechtvaardigheid te bewerkstelligen, in plaats van als een instrument om winst te genereren. Zo zou de fiscale jurist van een Zuidas-kantoor volgens Schütz de sociale impact van zijn advies mee moeten nemen. En mag de strafrechtadvocaat zich niet vereenzelvigen met zijn cliënt. Juristen hebben de verplichting om het recht toe te passen in het belang van de rechtsstaat. De band met de rechtsstaat moet altijd zichtbaar zijn, want als dat ontbreekt zijn juristen slechts technocraten. Dat de rechtsstaat onder druk staat, zien we ook aan de moord op Derk Wiersum. De verdediging van de rechtsstaat vereist moreel leiderschap. Dit moet daarom ook terugkomen in de opleiding van juristen, meent Schütz. De rechtspraktijk leidt tot morele dilemma’s. Dit was ook te zien in zijn proefschrift Kille Mist, waarin sommige van deze dilemma’s voor notarissen worden beschreven.
Zo is er volgens Schütz de winstgemotiveerde jurist. Deze past het recht voornamelijk toe om winst te maken en heeft daarbij geen oog voor deze dilemma’s. Een voorbeeld daarvan vormen de notarissen in de Tweede Wereldoorlog die de eigendom van huizen van Joodse slachtoffers overdroegen onder het mom van lijdelijkheid. Er waren echter ook uitzonderingen in deze beroepsgroep, zoals notaris Kruisinga in Vriezenveen. Deze en andere juristen gingen tegen de stroom in en verzetten zich tegen machtsmisbruik en tirannie. Ook waren er meebuigers. Zij waren pragmatisch, en zagen samenwerking met de overheid als een manier om het voortbestaan van het ambt te waarborgen. Maar ook hier vindt een uitholling van de beroepsethiek plaats wanneer de overheid de rechtsstaat schendt. De notariële beroepsorganisatie was volgens Schütz een voorbeeld van deze groep.
Ethiek
De rechtsstatelijke zwakte van juristenberoepen is nog steeds aan de orde, aldus Schütz. Ethiek zou een belangrijkere plek in de opleiding moeten hebben. Weet de student voldoende dat hij een hoeder van de rechtsstaat is? Dat hij of zij de moed moet hebben om de rechtsstaat te verdedigen? Cleveringa kan hierbij als inspiratie dienen. Wie steeds meer concessies doet, ziet op een gegeven moment dat er niets meer is om te verdedigen.
Schütz memoreerde ook nog het boek ‘Terug uit Nacht und Nebel’ van Floris Bakels en vroeg de zaal wie dit boek nog kende. Het boek had het christelijk geloof als ethische leidraad. Wat moeten we daar tegenwoordig voor in de plaats stellen in deze tijden van secularisatie? Ook besprak hij nog kort het boek van Timothy Snyder ‘On Tyranny’ waaruit hij vier van de 20 leidraden besprak:
- Gehoorzaam niet van tevoren;
- Denk aan de beroepsethiek;
- Verdedig instituten (zoals de rechtspraak) die dienstbaar zijn aan de democratie en de rechtsstaat; en
- Maak oogcontact en een klein praatje met elkaar. Dit hoort volgens Schütz bij het gedrag in een rechtsstaat, want in gevaarlijke tijden heb je vrienden nodig.
Welke rol kiest de jurist wanneer de rechtsstaat in gevaar is? Meebuigen of in opstand komen? Dit is een belangrijke vraag en ethiek hoort daarom meer centraal te staan in opleiding en beroep. Zijn wij bereid de rechtsstaat te verdedigen? In de Tweede Wereldoorlog speelden de juristen een centrale rol in de misstanden, slechts in de minderheid van de gevallen uit een foute overtuiging. Wat gaan we doen als de rechtsstaat geweld aan wordt gedaan?
Met die vragen kwam de lezing van Schütz ten einde en was er nog ruimte voor vragen uit het publiek.
Maurits van Voolen
Daarna was het woord aan Maurits Hes, kleinzoon van Maurits van Voolen. Hes is zelf vastgoedjurist. Hij vertelde over zijn grootvader, die zoals gezegd één van de op de plaquette vermelde omgekomen advocaten is. Van Voolen had voor en tijdens de oorlog veel Joodse burgers bijgestaan, maar het werken werd hem steeds onmogelijker gemaakt en uiteindelijk werd het hele gezin opgepakt. Alleen zijn moeder en grootmoeder zouden de oorlog overleven. Maurits van Voolen werd in oktober 1943 in Kamp Westerbork vastgezet en kwam uiteindelijk via Theresienstadt en Auschwitz in Dachau terecht. Daar kwam hij begin 1945 op 38-jarige leeftijd om het leven. Met dit indrukwekkende en bewogen verhaal van één van de in de Tweede Wereldoorlog omgekomen Amsterdamse advocaten kende de bijeenkomst een ontroerend einde.