De gelijkenis van de rijke man van Rembrandt uit 1627. Zie de toelichting onderaan dit artikel (bron: Wikipedia cc).

Rembrandt van Rijn was niet alleen de grootste Nederlandse schilder van de 17e eeuw, hij was ook een man met een moeilijk karakter en een bewogen leven. In zijn Amsterdamse periode tussen 1632 en 1669 was hij maar liefst twintig keer betrokken bij juridische conflicten van allerlei aard met familie, opdrachtgevers, buren, personeel en schuldeisers. Zakelijk dieptepunt was zijn faillissement in 1656. Emeritus hoogleraar, juridisch adviseur en de grote naam op het gebied van het insolventierecht prof. dr. Bob Wessels raakte gefascineerd door de juridische kant van Rembrandts zakelijke en familieproblemen. Het eerste exemplaar van zijn boek Rembrandt’s Money – The legal and financial life of an artist- entrepreneur in 17th century Holland overhandigde hij op 15 november 2021 aan Lidewij de Koekkoek, directeur van Museum Het Rembrandthuis.

Tekst: Martin van Duijn

Verwacht geen nieuwe en tot dusver onbekende feiten, zo temperde Bob Wessels de verwachtingen al in zijn blog. Want alles wat er over Rembrandt bekend kan zijn, is al gepubliceerd. Maar de auteur was vooral geïnteresseerd in hoe Rembrandt zijn conflicten juridisch en financieel aanpakte. En problemen waren er genoeg. Wessels bespreekt diverse conflicten waarbij Rembrandt was betrokken, zoals een verschil van mening met een opdrachtgever die meende dat zijn portret onvoldoende uit de verf kwam. Interessant zijn Rembrandts huwelijk met de vermogende Saskia Uylenburgh en zijn latere faillissement, waarbij hij zijn prestigieuze herenhuis moest verruilen voor een driekamerwoning. Complicerende factor bij dit alles was wel dat de grote meester geen dagboek bijhield. En correspondentie of administratie heeft hij nauwelijks nagelaten. Hoewel Rembrandt ook ondernemer was, besteedde hij als kunstenaar aan het voeren van een deugdelijke administratie kennelijk weinig tijd.

Volgens Wessels is Rembrandt’s Money vooral bedoeld voor lezers die geïnteresseerd zijn in de 17e-eeuwse wetgeving op het gebied van onder meer insolventie, verbintenissen en het familie- en erfrecht. De auteur zet Rembrandts problemen af tegen de geldende sociale, culturele en juridische gewoonten in de Gouden Eeuw en de instanties die daar in die tijd bij waren betrokken. Interessant is dat de juridische merites in de verschillende steden en provincies vaak van elkaar verschilden. Waar de ene stad meende dat zijn jurisdictie alleen betrekking had op een persoon zolang die binnen de grenzen van de stad vertoefde, gold dat voor andere steden weer niet. Zo heeft Rembrandt zijn voorgenomen huwelijk met de uit Friesland afkomstige Saskia Uylenburgh in Amsterdam aangekondigd, omdat de stad een in Friesland voltrokken huwelijk niet erkende. De kerkelijke inzegening vond overigens wel in Friesland plaats.

Het testament van Saskia Uylenburgh

Aan het huwelijk met Saskia Uylenburg bleken na haar dood in 1642 nog de nodige haken en ogen te zitten. Zij had bij testament laten vastleggen dat Rembrandt alleen mocht hertrouwen met toestemming van de familie Uylenburg, en als hij dat zonder Friese goedkeuring toch deed, haar bezittingen zouden overgaan naar haar zuster. Dit alles ter bescherming van de rechten van hun minderjarige zoon Titus. Hoewel Rembrandt wel nieuwe relaties aanging, is hij nooit hertrouwd. Wessels verwerpt echter de algemene opvatting dat dit kwam door de bepalingen in het testament van Saskia. Want ook de Amsterdamse Weeskamer speelde hier een rol. De Weeskamer waakte over de rechten die kinderen hadden ten aanzien van de erfenis van een overleden ouder en kon toestemming tot hertrouwen geven op voorwaarde dat die rechten bleven gewaarborgd. 

Faillissement

Het faillissement van Rembrandt in 1656 heeft Wesssels’ bijzondere aandacht, gezien zijn kennis en reputatie op het gebied van het insolventierecht. Rembrandt verzocht de Desolate Boedelskamer vrijwillig om hem een zogeheten Cessio Bonorum te verlenen. Cessio Bonorum was een juridische constructie die zijn oorsprong vond in het Romeinse recht, waarbij iemand werd gevrijwaard van gevangenschap als hij zijn schulden niet kon voldoen. Insolventierecht was in de Nederlanden van de 17e eeuw een mengelmoes van elementen van canoniek recht, Romeins recht, jurisprudentie, de opvattingen van deskundigen op het gebied van wetgeving, verzamelde plakkaten en de werken van Hugo de Groot – bij elkaar ook het Romeins-Nederlandse recht genoemd. In Amsterdam gold daarbij de stadsverordening van 1643, die de Desolate Boedelskamer – een vrij kleine organisatie met politiek benoemde commissarissen – daarbij een belangrijke, deels administratieve en deels juridische, rol toebedeelde. 

Rembrandt nam deze stap, omdat het hem in die jaren niet voor de wind ging. “Door verliesen geleden in de negotie alsmede schade ende verliesen bij der zee”, aldus zijn verzoek. Die verliezen op zee zijn altijd onduidelijk gebleven, maar zijn artistieke productie en daarmee zijn inkomsten liepen al sinds 1640 terug. Dat kwam mede doordat de economie van de Nederlanden na de Vrede van Münster in 1748, en vooral na de eerste oorlog met Engeland (1652-1654), in het slop raakte. Maar ook zijn persoonlijke leven na de dood van Saskia Uylenburg in 1642 was er debet aan. Hij bezat niet de gave om de tering naar de nering te zetten. Als gevolg van de Cessio Bonorum was Rembrandt genoodzaakt om zijn statige woning aan de Sint Antoniesbreestraat, thans Museum Het Rembrandthuis, te verkopen en te verhuizen naar een meer bescheiden onderkomen aan de Rozengracht. Om zich aan verdere eisen van schuldenaars te onttrekken, bedacht Rembrandt samen met zijn zoon een juridische constructie. Hij trad, al dan niet tegen betaling, in dienst van de kunsthandel van zijn zoon Titus.

Nalatenschap

Zelfs Rembrandts dood in 1669 bleek een juridisch wespennest. Titus was een jaar voor Rembrandt aan de pest bezweken, en zijn weduwe Magdalena van Loo gaf opdracht om de nalatenschap te beschrijven. Dat deed echter ook de voogd van Rembrandts buitenechtelijke dochter Cornelia van Rijn, geboren uit zijn relatie met Hendrickje Stoffels. Die wilde nagaan of Rembrandt geld had gebruikt dat aan Cornelia toebehoorde. Magdalena van Loo overleed echter twee weken na Rembrandts dood, eveneens aan de pest, waardoor in haar plaats Rembrandts kleindochter Titia erfgenaam werd. Zij bleek uiteindelijk de enige die aanspraak kon maken op de nalatenschap.

Bij de afbeelding

De gelijkenis van de rijke dwaas, eerder ook wel getiteld De oude woekeraar of De geldwisselaar, dateert uit 1627. Het betreft vroeg werk van de kunstenaar, waarbij in een sterk clair obscur een oude man wordt getoond die een munt vasthoudt. Het werk bevindt zich in de collectie van de Gemäldegalerie in Berlijn. Het schilderij gaat over een parabel uit het evangelie van Lucas (hoofdstuk 12:16-21), waarin Jezus zegt dat het levensgeluk niet is te vinden in aardse bezittingen.

Bibliografische gegevens:

Rembrandt’s Money – The legal and financial life of an artist-entrepreneur in 17th century Holland

Prof. mr. B. Wessels

ISBN: 9789013164893

492 pagina’s

€ 65.00