Henk Kersting en Antoinetta Pinkster.

In de jaren 80 waren Amsterdamse advocaten van advocatencollectieven regelmatig betrokken bij grote maatschappelijke thema’s zoals de – ook toen al bestaande – grote woningnood in de stad. Tegenwoordig lijkt de advocatuur meer een bedrijf dan een roeping. Wat is er veranderd? Is er in 2021 nog ruimte voor sociale en activistische advocatuur? ABB sprak daarover met Antonietta Pinkster en Henk Kersting. Zij zijn beide advocaat bij Advocaten Amsterdam Noord, dat al bestaat sinds 1977, destijds nog onder de naam Advokatenkollektief Amsterdam Noord (AKAN).

Tekst: Jeroen Wendelgelst

Kersting was in 1977 één van de oprichters van AKAN. Pinkster sloot zich in 1978 aan. Kersting: “Wij kenden elkaar al uit de studentenbeweging. Veel studenten waren toen progressief. Mensen met een zwakkere maatschappelijke positie konden destijds bij bestaande advocatenkantoren niet goed terecht. Hierdoor was sprake van een leemte in de rechtshulp. Wij wilden hier iets aan veranderen.” Pinkster vult aan: “De bestaande kantoren behandelden geen sociale zaken. Bovendien had je als stagiair of stagiaire op die kantoren weinig te zeggen. Wij zijn daarom direct begonnen als stagiair-ondernemers met een buitenpatroon. Dit gaf ons de vrijheid om de zaken en cliënten aan te nemen die wij wilden en om met gelijkgestemden samen te werken aan een ideaal waarin wij geloven.”

Grote behoefte

AKAN richtte zich aanvankelijk, net als andere Amsterdamse collectieven, vooral op buurtbewoners. Kersting: “In Amsterdam Noord zat nog geen collectief dus besloten we ons daar te vestigen.” Het collectief behandelde veel zaken voor werknemers, huurders en uitkeringsgerechtigden. De behoefte aan deze sociale rechtshulp bleek groot. Pinkster: “De spreekuren die wij twee keer per week hielden, liepen vol met mensen uit de buurt. Aan werk geen gebrek, wij maakten lange dagen.”

Woningnood

In die tijd was er in Amsterdam, net als nu, grote woningnood. Veel panden werden opgekocht door speculanten die deze leeg lieten staan. Er werd in die tijd veel gekraakt. Louche eigenaren lieten krakers soms illegaal met knokploegen ontruimen. In reactie daarop organiseerden de krakers zich. Pinkster: “Aanvankelijk was er veel maatschappelijke steun voor het kraken. De woningnood werd door veel mensen gevoeld. Velen hadden er begrip voor dat woningen niet langdurig leeg mochten staan als deze konden worden gebruikt. In die tijd was kraken ook nog niet strafbaar zoals nu.”

Politiegeweld

Ontruimingen van kraakpanden en daarmee verbonden acties gingen vaak gepaard met grootschalig politieoptreden en aanhoudingen. AKAN verleende rechtshulp aan krakers en hun sympathisanten, onder meer in ontruimingsprocedures en strafzaken. Kersting: “Wij vonden dat het strafrecht teveel werd ingezet voor politieke doelen, namelijk om de kraakbeweging en andere actiegroepen tegen te werken. In onze ogen was bij ontruimingen vaak sprake van buitensporig politiegeweld. Politiegeweld werd zelfs actief aangemoedigd, op politiebusjes stond de tekst ‘sla wat vaker een kraker’. Een absoluut dieptepunt is de dood van de kraker Hans Kok in een politiecel in 1985.”

‘Krakersadvocaat’

Justitie en sommige media vereenzelvigden sociale advocaten die optraden voor krakers of actievoerders met de acties van hun cliënten. Vooral Kersting werd zo bekend als ‘krakersadvocaat’. Pinkster: “Kraakzaken hadden ook een politieke lading. Maar wij hebben nooit bewust gekozen voor politieke of activistische advocatuur, dat is ons eigenlijk min of meer overkomen.”

Hele kantoor aangehouden

In 1980 viel de politie binnen bij AKAN. Daarbij werd het hele kantoor aangehouden op verdenking van opruiing en in verzekering gesteld. Aanleiding was een poster op het raam van het kantoor waarin werd opgeroepen tot verzet tegen de opening van de nieuwe metrolijn. Pinkster: “Wij hebben toen de nacht doorgebracht in de cel. Maar uiteindelijk werden wij in hoger beroep volledig vrijgesproken.” Kersting voegt daar aan toe: “Van de Amsterdamse Orde hebben wij toen geen steun ervaren. Van de andere collectieven gelukkig wel. Dit was mede aanleiding voor de Amsterdamse collectieven om een eigen belangenvereniging op te richten, de Vereniging Sociale Advocaten Amsterdam.”

Veel veranderd

Sinds de roerige jaren 80 is er veel veranderd. Er is bijna geen instroom meer van jonge advocaten in de sociale advocatuur. Veel collectieven zijn opgeheven of behandelen ook betalende zaken naast toevoegingen. Pinkster: “Wij vragen ons af in hoeverre advocaten zich nog betrokken voelen bij maatschappelijke thema’s zoals de woningnood en bij de rechtshulp aan kwetsbare cliëntgroepen. De jongere generatie lijkt minder te zijn opgegroeid met sociale idealen dan wij destijds. De advocatuur lijkt vooral een bedrijf te zijn geworden.” Kersting ziet ook positieve ontwikkelingen: “De rechtsbescherming van arrestanten is sindsdien gelukkig enorm verbeterd. Processuele waarborgen worden nu beter nageleefd en het toezicht op de politie en het gevangeniswezen is aangescherpt. De sociale advocatuur heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan deze verbeteringen.”

‘Gehakt is goed genoeg’

Pinkster en Kersting vinden dat de sociale advocatuur door de regering wordt afgebroken. De overheid zet steeds meer in op marktwerking en kostenbesparing. De minder draagkrachtige burger wordt weggehouden van de advocatuur en moet het steeds meer zien te doen met goedkope alternatieven zoals online zelfhulp en eerstelijns advies van het Juridisch Loket. Uitbesteding aan commerciële verzekeraars moet de kosten verder drukken. Pinkster: “Dit gaat ten koste van de kwaliteit. De burger valt hierdoor tussen wal en schip. Voor cliënten met beperkte draagkracht is gehakt kennelijk goed genoeg.” Kersting: “Iedere burger wordt geacht juridisch zijn eigen broek op te houden. Dat er ook mensen zijn die dat zonder hulp niet kunnen, wordt genegeerd.”

Geen liefdadigheid, maar een roeping

Pinkster en Kersting hebben geen dag spijt van hun keuze voor de sociale advocatuur. Net als veel andere jonge advocaten wilden zij na hun studie iets terugdoen voor de maatschappij en een bijdrage leveren aan een betere wereld. Geld was daarbij geen primaire drijfveer, maar ook niet geheel onbelangrijk. Pinkster: “Sociale advocatuur is geen liefdadigheid, want ook een sociaal advocaat moet zijn brood verdienen. Maar dan wel op een manier die de zwakkeren in de samenleving ten goede komt. Dat betekent dat je soms ook zaken doet die veel tijd kosten, maar financieel weinig opleveren.” Kersting: “De sociale rechtshulpbeweging heeft ons altijd veel inspiratie gegeven. Met gelijkgestemde mensen samenwerken aan onze idealen. Wij waren als advocaten daardoor betrokken bij de rechtspleging rondom grote maatschappelijke thema’s. Ook hebben wij een vrijheid ervaren die je op grotere kantoren denk ik mist. De sociale advocatuur geeft bovenal veel voldoening. Je helpt mensen om hun recht te krijgen. In die zin is het ook een roeping.”

Advies aan jonge advocaten

Pinkster en Kersting hopen dat weer meer jonge advocaten kiezen voor een sociaal gerichte praktijk. Pinkster: “Het is verstandig om dan eerst in loondienst te gaan werken bij een groter kantoor en daar de beroepsopleiding te volgen. Direct voor jezelf beginnen met een buitenpatroon is nu een stuk lastiger dan vroeger.” Kersting vult aan: “Met een stageverklaring kun je vervolgens een eigen kantoor beginnen of je als zelfstandig advocaat aansluiten bij een bestaand, meer sociaal gericht kantoor. Alleen maar zaken op toevoeging behandelen is financieel niet vol te houden, maar wij hebben ervaren dat een gemengde praktijk van betalende zaken en toevoegingen heel goed werkt.”