Gedragsregel 15 kan ook gelden bij handelingen cliënt

Gedragsregel 15 lid 1 bepaalt dat het de advocaat niet is geoorloofd zich anders dan tezamen met de advocaat van de wederpartij tot de rechter te wenden, tenzij schriftelijk en met gelijktijdige toezending van de gedane mededeling aan die andere advocaat. Deze gelijktijdige toezending dient dan wel dusdanig tijdig te gebeuren dat de advocaat van de wederpartij voldoende tijd heeft om hierop te reageren. In de onderhavige zaak was er echter geen sprake van een mededeling van de advocaat aan de rechtbank: het was zijn cliënt die een verzoek aan de rechtbank stuurde[1].

In een lopende bodemprocedure deed de cliënt van de beklaagde advocaat een verzoek tot wraking van de rechtbank. De cliënt heeft dit verzoek zelf opgesteld, zonder de hulp van zijn advocaat. Het verzoek werd weliswaar vanaf het faxapparaat van de advocaat verstuurd, maar dit kwam omdat de cliënt zelf niet over een fax beschikte, aldus de advocaat. Een wrakingsverzoek ex artikel 36 Rv, zoals dat in dit geval werd gedaan, is een incident in de procedure zoals deze door procespartijen wordt gevoerd. Voor het indienen van een dergelijk wrakingsverzoek hoeft geen toestemming aan de wederpartij te worden gevraagd. Daarnaast kan worden betoogd dat een wrakingsverzoek een op zichzelf staand incident is, waarbij de wederpartij in de bodemzaak geen partij is.

Desalniettemin klaagt de advocaat in deze tuchtzaak dat de verweerder hem niet op de hoogte heeft gesteld van het verzoek. De vraag die de raad moest beantwoorden is of er sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen van de advocaat omdat hij een door zijn cliënt ingediend wrakingsverzoek niet heeft gemeld bij de advocaat van de wederpartij.

De raad beslist in deze zaak dat van het indienen van een wrakingsverzoek wel degelijk melding moet worden gemaakt aan de advocaat van de wederpartij. Daarnaast dient een afschrift daarvan aan de wederpartij te worden gestuurd. Een wrakingsverzoek schorst namelijk de behandeling van de hoofdzaak tussen partijen en kan ingrijpende gevolgen hebben voor het verloop van de hoofdzaak. Het wrakingsverzoek maakt deel uit van het procesdossier in de hoofdzaak en zal het dus ter beschikking staan aan de rechter die in de hoofdzaak oordeelt. Door geen afschrift van het door zijn cliënte ingediende wrakingsverzoek te sturen aan de klagende advocaat, heeft de advocaat niet gehandeld zoals het een behoorlijk advocaat betaamt. De raad betrekt hierin dat de advocaat actief heeft meegewerkt aan de indiening van het verzoek.

De conclusie die hieruit kan worden getrokken is dat zelfs indien de advocaat zich niet zelf tot de rechtbank wendt, omstandigheden alsnog kunnen meebrengen dat hij de advocaat van de wederpartij hiervan op de hoogte stelt. De reikwijdte van gedragsregel 15 wordt daarmee vrij ruim uitgelegd. De raad van discipline verklaart de klacht gegrond en legt de advocaat een waarschuwing op.

Door: Benjamin Bijl

 

[1] Raad van discipline 10 januari 2017, ECLI:NL:TADRAMS:2017:6.