Op grond van Gedragsregel 7 lid 4 is het een advocaat niet toegestaan tegen een voormalige cliënt of bestaande cliënt van hem of zijn kantoorgenoot op te treden. Uitzonderingen op deze regel kunnen worden gevonden in Gedragsregel 7 lid 5. Het verbod van lid 4 geldt echter alleen als er daadwerkelijk sprake is (geweest) van een advocaat-cliënt relatie. In de hierna te bespreken zaak achtte de raad van discipline een dergelijke relatie niet aanwezig en stond het de advocaat vrij om tegen de klaagster op te treden.[1]

De klaagster in deze zaak is bestuurder en aandeelhouder van een vennootschap die 50% aandeelhouder is van de aandelen in een werkmaatschappij. De advocaat in kwestie is eerder opgetreden voor (de rechtsvoorganger van) deze werkmaatschappij en de vennootschap waarvan klaagster bestuurder is. Dit laatste wordt door de advocaat betwist. De advocaat staat nu echter de (voormalig) echtgenoot van de klaagster bij in een echtscheidingsprocedure (tegen haar).

Volgens de klaagster is dit de advocaat echter niet toegestaan omdat zij kan worden gezien als voormalig cliënte. De klacht luidt daarom dat de advocaat tuchtrechtelijk verwijtbaar handelt, omdat hij optreedt tegen een voormalig cliënt. De ratio van het in Gedragsregel 7 lid 4 neergelegde verbod is dat een advocaat dient te vermijden dat hij in een belangenconflict komt ten koste van de voormalige cliënt terwijl die cliënt ervan moet kunnen uitgaan dat vertrouwelijke informatie die hij in het kader van de behandeling van een zaak heeft gedeeld, niet tegen hem zal worden gebruikt. De raad overweegt in deze zaak dat dit verbod alleen geldt indien er een advocaat-cliënt relatie is ontstaan. Er moet dus worden onderzocht of de advocaat in kwestie op enig moment is opgetreden voor de klaagster.

In dit geval gaat de raad voorbij aan de discussie of de advocaat wel of niet is opgetreden voor de vennootschap waarin klaagster bestuurder/aandeelhouder is. Dat de advocaat voor de vennootschap is opgetreden wil namelijk nog niet zeggen dat er tussen klaagster en de advocaat in privé een cliënt-advocaatrelatie is ontstaan. Dit zou anders zijn indien de advocaat voor haar in privé is opgetreden of dat er een bepaalde bijzondere band is. Ten overvloede merkt de raad nog op dat ook al zou klaagster een oud-cliënte zijn, het hier twee totaal verschillende kwesties betreft, waarbij niet is gebleken dat de advocaat in zijn hoedanigheid van advocaat van de vennootschap vertrouwelijke informatie heeft gekregen die hij in een echtscheidingsprocedure kan inzetten tegen klaagster. In zo’n geval valt het optreden onder Gedragsregel 7 lid 5 en zou de advocaat ook mogen optreden tegen klaagster indien zij een voormalig cliënt is. De klacht wordt daarom ongegrond verklaard.

Het is dus bij de beoordeling van de vraag of een optreden van een advocaat onder het in Gedragsregel 7 lid 4 neergelegde verbod valt, niet alleen van belang of de uitzonderingen van lid 5 gelden. Allereerst moet worden vastgesteld of er überhaupt wel op enig moment sprake is geweest van een advocaat-cliënt relatie.

Door: Benjamin Bijl

 

[1] Raad van Discipline Amsterdam 9 mei 2016, www.tuchtrecht.nl, ECLI:NL:TADRAMS:2016:108.