Napleiten mag niet, wijzen op fouten en omissies wel

Gedragsregel 15 lid 2 bepaalt dat nadat om uitspaak is gevraagd, het de advocaat niet geoorloofd is zich zonder toestemming van de wederpartij tot de rechter te wenden. Deze gedragsregel lijkt absoluut, maar is het niet. Er zijn een aantal uitzonderingen, waarvan de onderhavige zaak een voorbeeld is[1]. De klager in deze zaak stelt dat de verweerder (onder andere) gedragsregel 15 lid 2 heeft geschonden door zonder zijn toestemming het Gerechtshof een verzoek te sturen tot aanpassing/aanvulling van een proces-verbaal. Dit proces-verbaal betrof de pleitzitting en werd buiten aanwezigheid van partijen opgemaakt.

De raad van discipline oordeelde eerder in deze zaak dat het reageren op geconstateerde fouten en omissies niet betekent dat er geen sprake is van heropening van het debat en dus niet in strijd is met gedragsregel 15 lid 2[2]. De ratio achter deze gedragsregel is dat moet worden voorkomen dat partijen na afsluiting van de discussie (na het uitwisselen van wederzijdse standpunten) nog een poging doen om de rechter te beïnvloeden. Het louter wijzen op onjuistheden in het proces-verbaal, zonder hierbij nieuwe gezichtspunten of argumenten aan te dragen staat de advocaat vrij.

Klager stelt in beroep echter dat dit een onjuiste uitleg van gedragsregel 15 lid 2 is. Verweerder heeft er namelijk mee ingestemd dat het proces-verbaal in afwezigheid van partijen zou worden opgesteld en zou daarom alleen nog met toestemming het Gerechtshof mogen benaderen. Dit sluit volgens klager ook aan bij het bepaalde in artikel 5.4 van het procesreglement: ‘Het hof neem geen kennis van berichten van een partij die het hof bereiken nadat arrest is bepaald, tenzij de wederpartij met de kennisneming heeft ingestemd.’ Het hof van discipline besliste echter anders en was net als de raad van oordeel dat een advocaat geen toestemming nodig heeft voor een verzoek tot aanvulling van een proces-verbaal. Dit zou anders zijn indien de klager kan aantonen dat er sprake is van ‘napleiten’. De brief van verweerder aan het Hof beperkte zich echter tot een verzoek tot het corrigeren van fouten of omissies. Klacht is daarom ongegrond. Een begrijpelijke beslissing. Eerder bepaalde het hof van discipline al dat wanneer een zaak in staat van wijzen is partijen niet meer op de inhoud van de zaak mogen ingaan[3], maar dat bepaalde handelingen zoals het doen van een herhaald pleidooiverzoek niet strijdig zijn met gedragsregel 15 lid 2[4]. Het komt voor dat de tuchtrechter dit soort handelingen wel ziet als een normschending van de gedragsregel, maar zolang er geen inhoudelijke beïnvloeding van de rechter plaatsvindt klachten hieromtrent alsnog ongegrond verklaart[5]. De gedragsregel is dus zeker niet absoluut en het lijkt erop dat zolang er geen inhoudelijke argumenten worden aangedragen er voor de advocaat niet zonder meer toestemming nodig is om zich tot het Hof (of de rechtbank) te wenden.
Door: Benjamin Bijl

[1] Hof van Discipline 30 mei 2016, 150165.

[2] Raad van Discipline 24 november 2015, 15-163A.

[3] Hof van Discipline 18 maart 2013, 6379.

[4] Raad van Discipline 7 oktober 2014, 14-039A.

[5] Voorzittersbeslissing 20 mei 2014, 14-121.