Het is al te laat voor goede voornemens, maar dat neemt niet weg dat ons in 2019 het nodige te wachten staat en actie of reactie niet mag uitblijven. Het zijn, anders gezegd, geen rustige tijden. Reden nog maar eens stil te staan bij een onder­werp dat ons allen bezig houden, of bezig zouden moeten houden.

Ik heb het uiteraard over de plannen van minister Dekker om drastisch te snoeien in het recht op gefinancierde rechtshulp. Het protest tegen die plannen is in januari in veel arrondissementen aangezwollen en de acties (staking!) hebben veel aandacht gekregen in de media. Een tastbaar resultaat heeft het nog niet opgeleverd, maar er is enige hoop dat Dekker in ieder geval niet ongestoord zijn gang zal kunnen gaan. Allereerst is er Dekkers toezegging zijn plannen op relatief korte termijn – dus eerder dan gebruikelijk in het wetgevings­proces – aan de Raad van State voor te leggen. Die kan zich dan buigen over de rechtsstatelijke bezwaren zoals die blijken uit (onder meer) twee recente artikelen in het NJB (Plan Dekker, een nieuwe leemte in de rechtshulp en Herziening gesubsidieerde rechtsbijstand, ADR en recht­statelijkheid). Daarnaast lijkt de oppositie eens­gezind in de afwijzing van de plannen. Dat maakt dat de uitslag van de verkiezing van de provinciale staten van 20 maart a.s. van groot belang is voor de toekomst van de gefinancierde rechtshulp.

Niet alle media-aandacht is onverdeeld positief. Lees de NRC-column van Folkert Jensma van 25 januari jl.: hij schetst het beeld van een beroepsgroep die vooral vecht voor zijn eigen hachje. Als advocaten zouden we ons woedend vastklampen aan het bestaande bestel; we hebben het conflictmodel op het schild geheven, omdat we er in zijn opgeleid en er van leven. Dát beeld van de advocatuur, een beroeps­groep met een ingesleten voorliefde voor conflict­oplossing vanuit schuttersputjes, kom je steeds vaker tegen. En degenen die de advo­catuur zo proberen af te schilderen, bedienen zich van catchy termi­no­logie die al snel een eigen leven gaat leiden: ‘toernooimodel’ is als containerbegrip al volledig inge­burgerd, ‘schutters­putjes’ zou wel eens snel kunnen volgen. Maar het beeld dat zo wordt geschetst, is gewoon niet juist. Advocaten zorgen ervoor dat een groot van de zaken die ze behandelen, niet aan de rechter hoeft te worden voorgelegd omdat er wordt geschikt. Er is maar één wederpartij bij wie je een schikking eigenlijk niet hoeft te proberen en laat dat nu juist de overheid zijn in zijn vele verschijnings­vormen (onder meer zaken over uitkeringen, boetes en toeslagen/belastingen). En uiteraard is de advocatuur bereid na te denken over – en te experimenteren met – alternatieve geschilbeslechting. Alleen niet in de vorm zoals Dekker die heeft voorgesteld.

Niet levensvatbaar
Wat we niet mogen vergeten is dat Dekkers opstelling de facto de sociale advocatuur uitrookt en op termijn zelfs omver zou kunnen trekken. Hij erkent dat hij zijn plannen voor een betere en efficiëntere geschil­beslechting niet één-twee-drie kan invoeren; zelf denkt hij daarvoor drie tot vijf jaar nodig te hebben. En al die tijd doet hij niets aan de hoogte van toevoegingsvergoedingen. Dat, terwijl de verschillende rapporten die er liggen duidelijk zijn: het kan zo niet langer, voor grote delen van de gefinancierde rechtspraktijk geldt dat die – bij de huidige toevoegingsvergoedingen – niet langer levens­vatbaar kunnen worden verleend. En het blijft niet bij de abstractie van rapporten, de daadwerkelijk gevolgen zijn zicht­baar: steeds meer advocaten die rechtsbijstand verlenen op toevoegingsbasis, redden het niet meer, leggen daarom de praktijk neer en gaan op zoek naar ander emplooi. Voor rechtzoekenden met een lager inkomen wordt het daardoor steeds moeilijker toegang te krijgen tot goede rechtsbijstand. Dát is waar de acties van de afgelopen weken zich tegen hebben gericht. En dat is wat we de komende maanden steeds duidelijk moeten maken. De Amsterdamse orde zal op dit punt actief blijven. Maar ik weet dat een behoorlijk aantal Amsterdamse advocaten actief is binnen één van de coalitiepartijen. Ook voor hen is in ieder geval werk aan de winkel.