Gracia Nicolaas-Alagahgi was in het kader van haar opleiding tot officier van justitie als advocaat werkzaam in de praktijk van het Amsterdamse strafrechtkantoor Cleerdin & Hamer Advocaten. Het ABB vroeg haar hoe de tijdelijke overstap naar ‘The Dark Side’ is bevallen.
Tekst: Nick van den Hoek
De eerste vraag aan Gracia Nicolaas-Alagahgi was of zij eigenlijk altijd al officier van justitie had willen worden. Dat blijkt echter niet het geval te zijn geweest.
“Aan de VU heb ik strafrecht en jeugdrecht gestudeerd. Toen ik afstudeerde in 2012 wilde ik graag in de advocatuur aan de slag. Het was toen echt crisis op de arbeidsmarkt, dus dat lukte niet. Ik heb een tijdje als vrijwilliger met een eenpitter aan een strafdossier gewerkt en ik was vaak op de rechtbank aanwezig om zittingen bij te wonen, maar van een vaste juridische baan kwam het niet. Het OM kende ik nauwelijks. Alleen van de televisie en dat robotachtige zinnetje over ‘de ernst van het feit en de persoon van verdachte’. Ik had toen geen idee dat het OM veel meer doet dan zittingen.”
Hoe is je carrière bij het OM begonnen?
“In 2014 ben ik aangenomen bij het OM Oost-Brabant, nadat ik had gesolliciteerd voor het Virtueel Parket, een voorloper van het huidige traineeship. Na een jaar in Den Bosch heb ik alsnog even bij het Virtueel Parket gezeten, waarna ik in 2016 ben aangenomen bij ‘Onderzoeken’ in Amsterdam. Daar heb ik veel mooie onderzoeken mogen doen, waarbij ik geregeld strategische overleg met de politie had. Het opsporingsdeel van een zaak, dat je als advocaat niet meekrijgt, vond ik onwijs leuk. Toen wist ik zeker dat ik officier van justitie wilde worden en dus geen advocaat. Ik leerde overigens het OM pas écht kennen nadat ik er was gaan werken. Het beeld wat ik had van de officier van justitie veranderde hierdoor. Ik zag dat het OM veel meer was dan die robotachtige zittingsofficier.”
Intern doorstromen tot officier van justitie schijnt niet makkelijk te zijn?
“Klopt, het OM had een paar jaar geleden het liefst externe kandidaten voor de functie van officier, die een frisse blik en werkervaring vanuit een andere invalshoek meenemen. Als interne kandidaat moest je meer in je mars hebben dan alleen goed zijn in je werk als parketsecretaris. Je moet sturing kunnen geven aan politie en je staande weten te houden in een machocultuur. Ik heb wel altijd bijbaantjes gehad en vrijwilligerswerk gedaan, zoals Syrische vluchtelingen helpen met het opstellen van cv’s en het begeleiden bij sollicitaties. Ik heb ook twaalf jaar in de Johan Cruyff Arena gewerkt, waarvan zes jaar als teamleider bij grootschalige evenementen. Dat heeft mij geholpen. Met hectiek, beslissingen nemen en leidinggeven had ik dus al ervaring.”
Hoe ziet de opleiding tot officier eruit?
“Het opstellen van je opleidingsplan is maatwerk en afhankelijk van je voorervaring. Per interne leerwerkomgeving wordt je begeleid door een ervaren officier. Ik heb tien maanden bij ‘Interventies’ gezeten, een afdeling bij het OM waar veel voorkomende criminaliteit wordt behandeld. Daarna heb ik drie maanden gewerkt bij de rechtbank Rotterdam als rechter-plaatsvervanger, waaronder een week bij de rechter-commissaris. En vanaf 1 september 2022 was ik zes maanden werkzaam bij Cleerdin & Hamer als advocaat. Nu volgt mijn laatste jaar als OIO (officier in opleiding – red.) bij de leerwerkomgeving van ‘Onderzoeken’ bij het OM.”
En hoe beviel het werken als advocaat?
“Heel goed. Werken in de advocatuur is heel anders dan werken bij het OM. Je loopt allebei op een heel verschillend pad. Als officier heb je vooral contact met de politie, de reclassering en slachtofferhulp. Als advocaat ging ik op zoek naar de kansen in het dossier die in het voordeel van je cliënt zijn. Hierbij neem je ook altijd de wil van je cliënt mee in je vervolgstappen. Dit was voor mij – als advocaat – in het begin wel even wennen. Als officier beslis je als magistraat en ben je minder bezig met wat de verdachte wil, je behartigt tenslotte voornamelijk de belangen van de samenleving. Terwijl, zo weet ik nu, in je werk als advocaat je cliënt echt centraal staat.”
Wat vond je lastig aan het werk als advocaat?
“Ik vond het lastig om standpunten te verdedigen waar ik zelf niet helemaal achterstond. Bijvoorbeeld dat een cliënt wilde dat ik pleitte voor invrijheidstelling, terwijl ik niet overtuigd was dat de maatschappij daarmee was gediend. Hier sta je als officier bij stil, maar als advocaat is dat niet het belang dat jij verdedigt. Dat voelde aan het begin voor mij onnatuurlijk.”
Heb je ook piketdiensten gedraaid?
“Ja, dat vond ik erg leuk om te doen. Je hoort de achtergrond van het verhaal van de cliënt, dat is verfrissend. Je weet ook niet wie je voor je krijgt of om wat voor type zaak het gaat. Gelet op mijn ervaring bij ‘Interventies’ kon ik goed inschatten welke kant het op zou gaan met een zaak of welke verzoeken ik kon doen aan het OM. Ook al bespreek je de zaak goed door met je cliënt, het blijft spannend of de cliënt in het verhoor ook zegt wat je hebt besproken.”
Heeft de stage je nieuwe inzichten opgeleverd?
“Ja, bijvoorbeeld de verschillende belangen die kunnen spelen bij het indienen van onderzoekwensen of het kiezen van een bepaalde processtrategie. Vaak zag ik het belang daarvan onvoldoende, althans ik begreep het belang van die verzoeken niet voor de strafzaak. Daar heb ik meer zicht op gekregen. Ook heb inzicht gekregen in de meerwaarde van telefonisch overleg met een advocaat in een zaak. Die heeft vaak nog geen dossier en heeft een beperkte informatiepositie, anders dan de informatie van de cliënt. Je kunt als officier dan best wat duidelijkheid geven over de zaak of over het proces.”
Wat is je verder bijgebleven?
“Dat je als advocaat ook eigen ondernemer bent, je constant uren moet schrijven, je omzet moet halen en dat je dus ook aan marketing moet doen. Er is tenslotte een commercieel belang. Dat was ik als officier niet gewend. Verder de reistijd of wachttijd. Soms was ik voor twee korte cliëntgesprekken in verschillende penitentiaire inrichtingen de hele dag onderweg. En dat je als advocaat leert om niet snel een oordeel te hebben. Je kunt beter veel vragen stellen en proberen om echt contact te maken met je cliënt.”
Heb je een tip voor de advocatuur?
“Tijdens mijn periode bij Cleerdin & Hamer heb ik ervaren dat de officier niet altijd goed bereikbaar is. Bereikbaar zijn is voor een officier vaak lastig. Door concreet en de juiste vragen te stellen, gericht op de juiste afdeling, wist ik als advocaat een officier of een afdeling bij het OM te triggeren om contact met mij op te nemen. Het is vaak geen onwil, maar gebrek aan tijd. Door de juiste vragen bij de juiste persoon neer te leggen krijg je sneller een gericht antwoord.”