Hoe is het om 40 jaar in het vak te zitten? Wat is er in de jaren veranderd en zou je het precies hetzelfde doen of juist niet? In de rubriek De Robijnen Bef ondervragen we advocaten die hun 40-jarig jubileum vieren.  Deze maand Joachim Fleury (1962), werkzaam bij de Londense vestiging van Clifford Chance: “Ik zou geen ander beroep willen kiezen als ik het allemaal opnieuw zou mogen doen, hoezeer ik ook bij toeval in dit vak terecht ben gekomen.”

Waarom heeft u destijds voor de advocatuur gekozen?

“Eerlijk gezegd ben ik per toeval in de advocatuur terechtgekomen – ik heb gestudeerd aan de Universiteit van Amsterdam en destijds werd daar in het geheel geen aandacht besteed aan de advocatuur en wat advocaten deden. Ik was aan het afstuderen (met specialisatie in het staatsrecht en rechtspersonenrecht) en wilde graag naar het buitenland. Er kwam een advertentie voorbij in de Ars Aequi voor een positie als stagiaire bij Van Doorne & Sjollema waarbij was aangegeven dat er een mogelijkheid was van “plaatsing in het buitenland”. Ik heb gesolliciteerd en werd enigszins tot mijn verbazing aangenomen. Vervolgens ben ik inderdaad meteen voor zeven maanden naar Londen gestuurd (nog voor mijn beëdiging) en bleek ik het vak heel leuk te vinden, dus ben ik gebleven.”

Welke zaak is u het meest bijgebleven?

“Mijn praktijk is vrijwel altijd gericht geweest op fusies en overnames, in Nederland en elders. Vele zaken zijn mij bijgebleven, maar om twee voorbeelden te noemen: in de jaren ’90 werkte ik met een Amerikaanse klant en hun Nederlandse partners aan de overname van Kabeltelevisie Amsterdam. Dit was een van de eerste privatiseringen van telecommunicatiefaciliteiten in Nederland, waarbij naast de overname allerlei aspecten speelden van afspraken met de gemeente tot regelgeving tot contracten met allerlei televisie- en radiozenders uit heel Europa. Het medialandschap in Nederland en uiteindelijk ook de regelgeving is als gevolg van die transactie en andere soortgelijke transacties die erop volgden ingrijpend veranderd.
Het tweede voorbeeld is het opzetten van de FreeMove Alliance, een alliantie tussen vier grote Europese mobiele telecombedrijven, in de vorm van een Nederlandse vereniging (ondanks dat geen van de deelnemers Nederlands was). Een van de bijzonderheden aan die zaak was dat we optraden voor de alliantie en dus oplossingen moesten vinden waar iedereen mee kon leven – en terzijde moesten stappen als partijen het niet eens waren. Het bereiken van volledige overeenstemming heeft bijna een jaar geduurd, maar de club bestaat nog steeds.”

Van wie, of van welke zaak heeft u het meest geleerd?

“Ik ga de “wie” optie nemen: ik heb het meest geleerd van een drietal collega’s – mijn patroon Constant Barbas (een van de slimste mensen die ik in mijn leven ben tegengekomen), het voormalige hoofd van onze internationale mededingingspraktijk Thomas Vinje en de begeleider van de stagiaires bij Van Doorne & Sjollema, Marjan van der List.”

Wat is de belangrijkste verandering geweest in de tijd dat u advocaat bent?

“Hebt u even? In mijn vakgebied is de belangrijkste verandering geweest dat transactieadvocaten zoals ik, die zelden of nooit in de rechtszaal komen, toen ik begon in Nederland door de gevestigde kantoren werden beschouwd als een soort accountants – in elk geval niet als “echte” advocaten. In de loop van de afgelopen decennia is dat wel veranderd en werken de Nederlandse vestigingen van buitenlandse kantoren (zoals het mijne) ook heel goed samen met de van origine Nederlandse kantoren.”

Vindt u dat de overheid voldoende rekening houdt met het vak van de advocaat?

“Persoonlijk heb ik heel weinig met de Nederlandse overheid te maken gehad in mijn professionele leven, behalve soms als wederpartij bij transacties of bijvoorbeeld als vergunningverlener. Ik denk wel dat de overheid nu te weinig steun geeft aan advocaten die de rechtstaat mede dragen en dat daarmee dus de rechtsbescherming van zwakkeren in de samenleving ernstig wordt bedreigd.”

 Wat vindt u het leukst aan uw vak?

“Ik vind het werken met andere, inspirerende mensen het leukste aan het vak – en in het bijzonder heb ik altijd veel plezier gehad in het werken met en opleiden van jongeren. Ik zou geen ander beroep willen kiezen als ik het allemaal opnieuw zou mogen doen, hoezeer ik ook bij toeval in dit vak terecht ben gekomen.”

 Zijn er nog dingen aan het vak die u niet zult missen?

“Zeker – hele lange interne vergaderingen over de bonussen van medewerkers en bepaalde administratieve processen. Tegelijkertijd hoort dat er allemaal natuurlijk gewoon bij.”

 Er is veel te doen over de pensioenleeftijd; wat vindt u de ideale pensioenleeftijd voor een advocaat?

“Persoonlijk geloof ik niet zo in het concept pensioenleeftijd – ik denk dat iedereen die dat wil moet kunnen blijven werken zolang ze dat kunnen. In de VS zijn er topadvocaten die in de 90 zijn – en terwijl de meesten niet zo lang door willen gaan, zie ik geen reden waarom dat niet zou moeten kunnen, als ze nog goed functioneren en er klanten zijn die bereid zijn ze in te huren.”

Heeft u nog tips voor (jonge) advocaten?

“Probeer naast het zijn van een goede advocaat in inhoudelijke zin, ook de bedrijfsmatige kanten van het vak goed te begrijpen en na te denken over hoe ontwikkelingen als de opkomst van AI die aspecten kunnen gaan beïnvloeden, zeker als je bij een groter kantoor werkt. Daarnaast denk ik dat, misschien wel juist door alle technische tools die we kunnen gebruiken, de elementen van het vak die echt mensenwerk zijn en zullen blijven het belangrijkst zijn – en dus raad ik iedereen aan om te blijven leren van anderen, en anderen in staat te stellen te leren van hen.”